English lesson theme 2 Sports part H Nouns and articles

English lesson theme 2 Sports part H Nouns and articles
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

English lesson theme 2 Sports part H Nouns and articles

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning of today
  • Learning goals
  • Reading
  • Reading dossier check-in
  • Nouns
  • Articles
  • Homework
  • Check learning goals

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Learning goals
  • I can use and understand nouns in the English language
  • I can use and undestand articles in the English language.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reading
timer
15:00

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reading dossier check-in
  • Summarize what you have read.
  • What themes are prevelant in the book.
  • Do you think these themes are relevant for you or society in general?
  • Who are the main characters and what are their traits and personality.
  • Give your honest opinion so far.

Sit in groups of 3/4 students and discuss your findings. Talk about the book and share your findings and share how you would write your book report. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nouns

Slide 6 - Diapositive

A noun is a: zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen)
Articles

Slide 7 - Diapositive

Articles zijn lidwoorden.
Articles
A or An? Beide betekenen een in het Nederlands, welke je gebruikt hangt af van het woord dat achter A of An staat!

An: Gebruik je als het woord begint met een klinker!
Wat zijn klinkers?
A: Gebruik je als het woord niet begint met een klinker, dus de rest!

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Articles
LET OP! er zijn een aantal uitzonderingen/afspraken voor a/an

1. Je gebruikt geen a/an bij woorden zoals Jeans, trousers, glasses. Dit komt omdat deze woorden altijd in meervoud staan in het Engels!
VB: Ik draag altijd een bril = I always wear glasses. 
2. Je gebruikt a/an altijd als je een beroep aanduidt, dit doe je niet altijd in het Nederlands. 
VB: Mijn vader is monteur = My dad is a mechanic. 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Articles
In het Nederlands hebben wij ook de lidwoorden, de/het, In het Engels is dat het lidwoord the. Dit is een bepalend lidwoord, omdat het over een bepaald iets/iemand gaat.
VB: Hij is de beste voetballer = He is the best football player.

Als het niet duidelijk is (dus niet over een bepaald iets/iemand) gebruik je geen the.
VB: Op zondag gaan we naar de kerk. = We go to church on Sundays.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homework
Exercise 42 - 44 (Theme two )
AND
prepare your reading dossier check-in.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Check learning goals
  • I can use and understand nouns in the English language
  • I can use and undestand articles in the English language.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions