Herhaling Maatsch pr en Pluriform

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Bewoners houden een actie om hun buurt autovrij te houden. Dan komen ze op voor hun:
A
Normen
B
Waarden
C
Machtmiddelen
D
Belangen

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

De macht van een topvoetballer
is vooral gebaseerd op overtuigingskracht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Als een voetbalcoach zijn beste aanvaller wisselt, is dat een voorbeeld van de machtsmiddelen:
A
kennis en aantal
B
aanzien en gebruik van geweld
C
geld en aanzien
D
functie en overtuigingskracht

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Heeft iedereen een gelijke kans om een betaalbare woning te vinden?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Heeft iedereen een gelijke kans om goed onderwijs te volgen?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

PLURIFORME SAMENLEVING

Slide 13 - Diapositive

Veel culturen in één land

In Nederland zie je veel verschillende culturen. We
noemen onze samenleving daarom pluriform. Dat
betekent namelijk veelkleurig.

Pluriform betekent een veelvormige en veelkleurige cultuur

Slide 14 - Diapositive

Soorten cultuur
Naast de dominante cultuur zijn er ook subculturen:
  • Er zijn etnische subculturen. Dit zijn culturen van mensen die oorspronkelijk uit een ander land komen.
  • Er zijn andere subculturen, zoals jongerenculturen.
  • Er zijn verschillende godsdiensten en verschillende religieuze subculturen.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

De Marokkaanse cultuur van Ajoub is de dominante cultuur
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

De Marokkaanse cultuur van Ajoub is een Etnische sub-cultuur in Nederland
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Mensen in de samenleving kunnen door socialisatie goed samenleven, omdat......
A
Je weet hoe je aardig moet zijn tegen iemand
B
Je weet wat er van je verwacht wordt en je weet wat je van anderen kan verwachten.
C
Je alle wetten hebt geleerd

Slide 19 - Quiz

Wat is vorm van negatieve controle
A
Strafwerk krijgen
B
Een nieuw boek ontvangen als ik hem kapot heb gemaakt
C
Als ik een onvoldoende haal voor een toets

Slide 20 - Quiz

Wat is sociale controle?
A
Wanneer iemand die mijn rommel opruimt die ik op straat verlies
B
Mensen in je omgeving letten op hoe jij je gedraagt.
C
Op een sociale manier aangehouden worden door de politie

Slide 21 - Quiz

Op basis van welke drie zaken kunnen normen en waarden verschillen?
A
Groep, plaats, tijd
B
Woonplaats, familieleden, geld
C
Stad, straat, vrienden

Slide 22 - Quiz

Wat betekent gezinsvorming
A
Je partner uit een ander land over laten komen om te trouwen in Nederland
B
Wanneer je samen met je echtgenoot kinderen krijgt
C
Je echtgenoot naar het land waar je woont laten komen

Slide 23 - Quiz

Wat betekent gezinshereniging
A
Wanneer je meer dan 1 kind krijgt
B
Wanneer je naar het buitenland gaat om te trouwen
C
Je gezin over laten komen om weer samen te kunnen wonen.

Slide 24 - Quiz

Waar vindt socialisatie allemaal plaats?
Gezin
School
Religie
Media
Vrienden

Slide 25 - Sondage

Slide 26 - Vidéo

Aangeboren
Aangeleerd
Gevoel voor ritme
Naar de wc gaan
Een bepaalde taal spreken
Leren lopen
Je seksuele voorkeur
Talent hebben

Slide 27 - Question de remorquage