Spelling - blok 3 - les 3.6 + 3.7
1 / 25
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.
De ... (verbranden) hand.
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
de ............................ (verrotten) appel
de ............................ (verrotten) appel
Slide 10 - Question ouverte
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(schrikken) De .............. kinderen
(schrikken) De .............. kinderen
Slide 11 - Question ouverte
Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
de .............................. (verbreden) straat
de .............................. (verbreden) straat
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Het gebeurt niet vaak, dat het sneeuwt in januari.
welke woorden zijn de persoonsvorm?
welke woorden zijn de persoonsvorm?
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
‘Vroeger kostte een pak melk een stuk minder dan nu’, zuchtte mijn moeder.
Wat is/zijn de persoonsvorm(en)?
Wat is/zijn de persoonsvorm(en)?
Slide 22 - Question ouverte
Wat is het voltooid deelwoord van redden?
Slide 23 - Question ouverte
Wat is het bijvoeglijk gebruik voltooid deelwoord van redden?
