quiz over de persoonsvorm
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd
1 / 28
Éléments de cette leçon
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd
Slide 1 - Question de remorquage
Welke van de werkwoorden is het HELE werkwoord?
A
draai
B
draaien
C
gedraaid
D
draaide
Slide 2 - Quiz
persoonsvorm
overige werk- woorden
onderwerp
overig
De wedstrijd
zal
een kwartier later
beginnen.
Slide 3 - Question de remorquage
Wat is de persoonsvorm in de zin?
persoonsvorm
Rosa
eet
een boterham
in de pauze
Slide 4 - Question de remorquage
Ik
heb
een boek
gekocht
persoonsvorm
onderwerp
Slide 5 - Question de remorquage
De persoonsvorm vind je
A
De zin vragend maken
B
Door de tijd of hoeveelheid te veranderen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
de PV is het woord dat vooraan staat
Slide 6 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 7 - Question de remorquage
Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 8 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan
Slide 9 - Question de remorquage
Wat is een werkwoord?
A
kers
B
eet
C
fruit
D
appelboom
Slide 10 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 11 - Question de remorquage
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 12 - Question de remorquage
Welke van de werkwoorden is het HELE werkwoord?
A
spelen
B
speelde
C
gespeeld
D
speelt
Slide 13 - Quiz
Welke van de werkwoorden is het HELE werkwoord?
A
draai
B
draaien
C
gedraaid
D
draaide
Slide 14 - Quiz
Wat is een werkwoord?
A
kers
B
eet
C
fruit
D
appelboom
Slide 15 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 16 - Question de remorquage
persoonsvorm
overige werk- woorden
onderwerp
overig
De wedstrijd
zal
een kwartier later
beginnen.
Slide 17 - Question de remorquage
De persoonsvorm vind je
A
De zin vragend maken
B
Door de tijd of hoeveelheid te veranderen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
de PV is het woord dat vooraan staat
Slide 18 - Quiz
Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 19 - Quiz
Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 20 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 21 - Question de remorquage
Welke van de werkwoorden is het HELE werkwoord?
A
spelen
B
speelde
C
gespeeld
D
speelt
Slide 22 - Quiz
De persoonsvorm is ook een..
A
voorwerp
B
onderwerp
C
werkwoord
D
doe-woord
Slide 23 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd
Slide 24 - Question de remorquage
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan
Slide 25 - Question de remorquage
Wat is de persoonsvorm in de zin?
persoonsvorm
Rosa
eet
een boterham
in de pauze
Slide 26 - Question de remorquage
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 27 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
