Demografie - Herhaling

Demografie
Herhaling en belangrijkste doelen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Demografie
Herhaling en belangrijkste doelen

Slide 1 - Diapositive

1 - Bevolkingsgroei
Een bevolking kan groeien door een geboorteoverschot (natuurlijke groei) of door een vestigingsoverschot (sociale groei).

Leerdoelen:
- Je kan uitleggen wat demografie betekent
- Je kan het verschil uitleggen tussen absolute & relatieve aantallen
- Je kan uitleggen wat natuurlijke en sociale bevolkingsgroei zijn


Slide 2 - Diapositive

Een bevolking is gegroeid met 1 miljoen mensen. Dit is een...
A
Absoluut aantal
B
Relatief aantal

Slide 3 - Quiz

Een absoluut aantal geeft het daadwerkelijke aantal mensen, dus bijvoorbeeld 1 miljoen.

Een relatief aantal is een percentage (per 100) of promillage (per 1000).

Slide 4 - Diapositive

Per 1000 inwoners worden ergens 45 baby's geboren, en sterven 31 mensen. Er is sprake van een...
A
Geboorteoverschot
B
Sterfteoverschot

Slide 5 - Quiz

Bij een geboorteoverschot worden er per 1000 inwoners meer baby's geboren, dan dat er mensen overlijden.

Bij een sterfteoverschot is dat andersom.

Slide 6 - Diapositive

Welk gebied heeft een vertrekoverschot?

Slide 7 - Question de remorquage

Gaan er meer mensen weg uit een gebied dan er mensen komen wonen, dan is daar een vertrekoverschot.

Komen er meer nieuwe bewoners bij, dan is er een vestigingsoverschot.

Slide 8 - Diapositive

2 - Sociale bevolkingsgroei
Door immigratie kan de bevolking groeien. Er zijn sociale, economische en politieke redenen om te migreren.

Leerdoelen:
- Je kan uitleggen wat emigratie en immigratie zijn
- Je kan uitleggen wat push- en pullfactoren zijn (en voorbeelden geven)
- Je kent de drie soorten migranten & de kenmerken van elke
- Je kan benoemen wat voor soort migratieachtergrond iemand kan hebben



Slide 9 - Diapositive

Iemand die vanuit Emmen verhuist naar Amsterdam noemen we een migrant.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Iemand die verhuist naar een andere gemeente, heet een migrant.

Iemand die het land verlaat, noemen we een emigrant - iemand die het land in komt, een immigrant.

Slide 11 - Diapositive

Hoge werkloosheid in een gebied is een voorbeeld van een...
A
Pullfactor
B
Pushfactor

Slide 12 - Quiz

Een pushfactor, of een afstotingsfactor, is een reden om te vertrekken uit een gebied.

Een pullfactor, of aantrekkingsfactor, is een reden om naar een gebied toe te gaan.

Slide 13 - Diapositive

Iemand die vlucht vanwege discriminatie in eigen land, is een...
A
Economische migrant
B
Politieke migrant
C
Sociale migrant
D
Geen van alle

Slide 14 - Quiz

Iemand die vlucht van discriminatie of vervolging is een politieke migrant.

Iemand die naar een economisch sterker land verhuist, is een economische migrant.

Iemand die voor/naar familie verhuist, is een sociale migrant.

Slide 15 - Diapositive

Welk van deze afkomsten is niet-westers?
A
Australisch
B
Spaans
C
Argentijns
D
Canadees

Slide 16 - Quiz

Iemand die in een ander land geboren is (of één van hun ouders) heeft een migratieachtergrond.

Komt iemand uit het westerse cultuurgebied, dan noemen we de achtergrond westers, anders zeggen we niet-westers.

Slide 17 - Diapositive

3 - Leeftijdsopbouw
Je kan de leeftijdsopbouw van een bevolking weergeven in een bevolkingsdiagram. De vorm zegt iets over de ontwikkeling van een land.

Leerdoelen:
- Je kan omschrijven wat een bevolkingsdiagram is
- Je kan informatie uit een bevolkingsdiagram aflezen
- Je kan de vorm van zo’n diagram benoemen
- Je kan uitleggen wat de vorm zegt over de ontwikkeling van het land



Slide 18 - Diapositive

Welke vorm heeft dit diagram?
A
Piramide
B
Granaat
C
Urn

Slide 19 - Quiz

De piramide herken je aan een brede onderkant, en weinig ouderen.

De granaat heeft een bredere groep in het midden.

De urn heeft een smalle onderkant en een grotere groep ouderen.

Slide 20 - Diapositive

Welke vorm heeft de bevolkingsdiagram van Nederland?
A
Piramide
B
Granaat
C
Urn

Slide 21 - Quiz

Nederland is een rijk en ontwikkeld land. Er worden per gezin minder kinderen geboren en de levensverwachting is hoog.

Daarom is de vorm van het Nederlandse diagram de urn.

Slide 22 - Diapositive

In welk soort land bestaat de bevolking vaak uit veel kinderen en weinig ouderen?
A
Ontwikkelingslanden
B
Opkomende landen
C
Rijke landen

Slide 23 - Quiz

In ontwikkelingslanden wordt nog weinig gedaan aan family planning en ligt de levensverwachting laag.

Daardoor heeft de diagram een grote groep jongeren en weinig ouderen.

Slide 24 - Diapositive

4 - Demografische transitie
Het demografisch transitiemodel laat in 4 of 5 fasen zien, hoe de bevolkingsgroei verandert naarmate een land zich verder ontwikkelt.

Leerdoelen:
- Je kan uitleggen wat het demografische transitiemodel is
- Je kan ten minste twee kenmerken opnoemen bij elk van de 5 fasen.
- Je kan uitleggen wat de economische ontwikkeling van een land te maken heeft met de ontwikkeling van de bevolking.


Slide 25 - Diapositive

In welke fase van het demografisch transitiemodel vind je de allerarmste landen van de wereld?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 26 - Quiz

In de armste landen wordt weinig gedaan aan family planning, en overlijden veel mensen door ziektes en gebrek aan medische kennis.

In deze fase 1 zijn geboorte- en sterftecijfer hoog en is er weinig bevolkingsgroei.

Slide 27 - Diapositive

In welke fase is er sprake van een bevolkingsexplosie?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 28 - Quiz

In fase 2 verbetert de hygiëne en zorg waardoor het sterftecijfer opeens veel lager wordt.

Er worden nog steeds veel kinderen geboren: de bevolking groeit nu explosief.

Slide 29 - Diapositive

Waar krijgt een land in fase 5 mee te maken?
A
Geboorteoverschot
B
Bevolkingsexplosie
C
Sterfteoverschot
D
Bevolkingsgroei

Slide 30 - Quiz

De rijkste landen in de wereld hebben een laag geboortecijfer en veel ouderen. Daardoor komt er een hoog sterftecijfer. Uiteindelijk kan daardoor de bevolking afnemen.

Slide 31 - Diapositive

5 - Demografische druk
De werkenden van een bevolking (20-65) dragen zorg voor de niet-werkenden (jongeren / ouderen). Hoe meer niet-werkenden er zijn per werkende, hoe hoger de demografische druk.

Leerdoelen:
- Je kan uitleggen wat vergrijzing en ontgroening zijn.
- Je kan uitleggen wat demografische druk is.
- Je kan van een land de demografische, groene en grijze druk berekenen.


Slide 32 - Diapositive

Als het aandeel ouderen in een bevolking steeds groter wordt, noemen we dat...
A
Ontgroening
B
Vergrijzing
C
Bevolkingskrimp
D
Demografische druk

Slide 33 - Quiz

Als een steeds groter deel van de bevolking 65+ is, heet dat vergrijzing.

Als een steeds kleiner deel van de bevolking jonger dan 20 is, heet dat ontgroening.

Deze twee gaan vaak samen.

Slide 34 - Diapositive

Om de demografische druk te berekenen, gebruik je deze formule.

Hoe hoger het percentage, hoe hoger de druk.

Voor de groene druk gebruik je alleen het aantal jongeren, voor de grijze druk het aantal ouderen.

Slide 35 - Diapositive

Denk aan de drie vormen van bevolkingsdiagrammen.
Bij welke vorm is de grijze druk het grootst?
A
Piramide
B
Granaat
C
Urn

Slide 36 - Quiz

Bij grijze druk is er een groot aantal ouderen. Dit is het geval bij een urn.

Bij groene druk is er een groot aantal jongeren. Dit is het geval bij een piramide.

Slide 37 - Diapositive

Vooral de steden in arme landen groeien zeer snel. Dit komt door:
A
Een vestigingsoverschot
B
Mensen worden steeds ouder
C
Natuurlijke bevolkingsgroei
D
Mensen krijgen steeds meer kinderen

Slide 38 - Quiz

Voedselcrisis =
A
ruzie over voedsel
B
teveel aan voedsel en dalende prijzen
C
allemaal fout
D
tekorten aan voedsel en stijgende prijzen

Slide 39 - Quiz

Wat zijn mogelijke oplossingen voor de voedselcrisis?
A
betere infrastructuur, zodat minder voedsel onderweg bederft
B
intensief gebruik van grondwater, zodat in droge gebieden ook voedsel verbouwd kan worden
C
minder vlees consumeren
D
schaalvergroting in de landbouw

Slide 40 - Quiz

Wat is GEEN oorzaak van een dreigende voedselcrisis?
A
de wereldbevolking stijgt
B
de verdeling van het voedsel is ongelijk
C
rijke landen schakelen over op duurzamere energiebronnen
D
mensen gaan steeds gezonder eten

Slide 41 - Quiz