Algemene informatie centraal examen - mavo

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive


Algemene informatie 

Centraal Examen 

Engels | VMBO GT

Slide 2 - Diapositive

Lesson goals
 Aan het eind van deze les weet jij:

  • Praktische informatie
  • Hoe het examen is opgesteld
  • Stappenplan leesvaardigheid
  • Welke vraagstellingen je mag verwachten
  • Welke hulpmiddelen zijn toegestaan

Slide 3 - Diapositive

Praktische informatie
  • Datum: 14 mei 2023

  • Tijd 13:30 tot 15:30

  • Duur: 120 minuten (exclusief extra tijd)

Slide 4 - Diapositive

Toegestane hulpmiddelen
Woordenboeken:
  • Nederlands
  • Nederlands - Engels (waarschijnlijk niet nodig)
  • Engels - Nederlands (hier heb je het meeste aan)

Tip: Nietmachine is toegestaan!

Slide 5 - Diapositive

Hoe is het examen opgesteld

  • Het is een schriftelijk, papieren examen (3 boekjes)

  • Tijdens het examen wordt alleen leesvaardigheid  getoetst.

Slide 6 - Diapositive

Stappenplan leesvaardigheid
1. Oriënterend lezen
2.  Vraag + antwoorden lezen
3. Leesstrategie bepalen
4. Lezen van (het gedeelte van) de tekst
5. Beantwoord de vraag
6. Optioneel: Controleer je antwoord met de gouden tip:
Je hele antwoord staat altijd volledig in de tekst

Slide 7 - Diapositive

Soorten vragen
Het centraal examen Engels bestaat uit de volgende vraagsoorten:

  • Meerkeuzevragen
  • Voorgestructureerde vragen
  • Open vragen

Slide 8 - Diapositive

Meerkeuzevragen
  • Vragen waarop je moet kiezen uit een antwoordmogelijkheid a, b, c

  • Maximaal 6 mogelijkheden

  • Ongeveer 60% van de vragen zijn meerkeuzevragen

  • Per vraag maximaal 1 punt te verdienen

Slide 9 - Diapositive

Voorgestructureerde vragen
Met voorgestructureerde vragen bedoelen we vragen waar de antwoordmogelijkheden al gegeven zijn. Vaak kun je voor deze vragen meer dan 1 punt verdienen. 
  • In-of aanvulvraag
  • Combinatievraag
  • Beweringenvraag
  • Ordeningsvraag
  • Citeervraag

Slide 10 - Diapositive

In-of aanvulvraag
Ook wel de gatentekst-vraag genoemd. In de tekst is een woord weggelaten. Jij moet uit voorgeselecteerde antwoorden bepalen welk woord op de plaats in de tekst past 

Slide 11 - Diapositive

Combinatievraag
Dit zijn vragen waar je bijvoorbeeld de juiste persoon aan de juiste uitspraak moet koppelen of de juiste plaatsnaam aan de omschrijving. 

Komt meestal niet veel voor.

Slide 12 - Diapositive

Beweringenvraag
Ook wel de juist/onjuist of de wel/niet vragen genoemd. 
Per bewering geef je aan of deze wel of niet klopt. 

Slide 13 - Diapositive

Ordeningsvraag
Dit zijn vragen waarbij je (meestal) de paragrafen in de juiste volgorde van de tekst moet zetten. 

Veel leerlingen vinden dit erg lastige vragen. Het helpt om goed te kijken naar de signaalwoorden: zie je dat er een signaalwoord dat een opsomming aangeeft gebruikt wordt, dan is het logisch dat de volgende paragraaf een opsomming bevat en geen voorbeeld of conclusie. 

Slide 14 - Diapositive

Signaalwoorden
Die signaalwoorden en de veelvoorkomende vraagstellingen zijn sowieso goed om te leren. Ze helpen je om de vragen en de teksten sneller te begrijpen waardoor er meer tijd en rust zal zijn tijdens het examen. 

Je vindt de signaalwoorden en meest voorkomende vragen in je examenbundel. 

Slide 15 - Diapositive

Citeervraag
Citeren betekent ‘letterlijk overschrijven’. 

Bij een citaat is het belangrijk dat je heel precies overneemt wat er in de tekst staat geschreven.

Lees goed in de vraag wat je moet citeren.

Vaak is het citeren van de eerste twee woorden van de zin genoeg. 

Slide 16 - Diapositive

Citeren of vertalen?
  •  Citeren en vertalen is NIET hetzelfde


  • Citeren = letterlijk uit de tekst overnemen in het Engels


  • Vertalen = je vertaalt het antwoord uit de tekst in je eigen Nederlandse woorden 

Slide 17 - Diapositive

Open vragen
  • Beantwoord een open vraag ALTIJD in het Nederlands TENZIJ er specifiek om Engels wordt gevraagd. 

  • Korte antwoord vragen (vaak 1 a 2 woorden)
  • Lange antwoord vragen (vaak een hele zin)

Slide 18 - Diapositive

Good luck dearies! 

Slide 19 - Diapositive