Mondeling examen deel 2

Vervolg mondeling examentraining
>>Consumptie en consumentenorganisaties

Arbeid en bedrijfsleven
Overheid en bestuur
Internationale ontwikkelingen
Natuur en milieu 
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vervolg mondeling examentraining
>>Consumptie en consumentenorganisaties

Arbeid en bedrijfsleven
Overheid en bestuur
Internationale ontwikkelingen
Natuur en milieu 

Slide 1 - Diapositive

In deel 1 leer je:
  1. Wat een verzekering is.
  2. Waarom je een verzekering moet nemen.
  3. Wat een eigen risico is en welke invloed dat heeft op je premie.
  4. Wat een premie, polis en polisvoorwaarden zijn.
  5. Het verschil tussen een verzekeraar en een verzekerde.

Slide 2 - Diapositive

Waar denk je aan bij het begrip verzekeren?

Slide 3 - Carte mentale

Verzekering
Als je een verzekering afsluit, neemt een verzekeringsmaatschappij 
(de verzekeraar) het risico van schade over van jou, de verzekerde. 

Als je dan schade hebt, krijg je die door de verzekeraar vergoed. 

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden van verzekeringen

Fietsverzekering

Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP)

Inboedelverzekering

Opstalverzekering

risicovolle sporten

WA-verzekering motorvoertuigen

WA + cascoverzekering

Zorgverzekering



Slide 5 - Diapositive

Onzeker voorval
Je krijgt schade alleen vergoed als die het gevolg is van een onzeker voorval. Dat is een gebeurtenis waarvan je niet weet wanneer en of die ooit zal plaatsvinden.
Je weet bijvoorbeeld niet of je een auto-ongeluk krijgt of dat je huis afbrand. De financiële gevolgen van onzekere voorvallen zijn vaak heel hoog, daarom verzekeren mensen zich vaak tegen dit soort onzekere gebeurtenissen.

Slide 6 - Diapositive

Verzekeraar
De verzekeringsmaatschappij

Veel te kiezen! Je hebt vergelijkingssites die je helpen kiezen. 

Slide 7 - Diapositive

Verzekerde
Degene die zich verzekert bij een verzekeringsmaatschappij.

(soms kan je gezinsleden meeverzekeren)

Slide 8 - Diapositive

Premie
De prijs van de verzekering; het bedrag dat een verzekerde betaalt aan de verzekeringsmaatschappij om verzekerd te zijn.

De hoogte van de premie hangt af van het risico en hoogte van het verzekerd bedrag. 

Slide 9 - Diapositive

Assurantiebelasting
Assurantiebelasting is belasting op verzekeringen. Meestal wordt deze geheven en afgedragen door de verzekeraar. Het tarief is 21%.

Slide 10 - Diapositive

Waarom betaald een automobilist van 19 jaar méér voor zijn autoverzekering dan iemand met al 15 jaar rijervaring?

Slide 11 - Question ouverte

Eigen risico
Het deel van de schade dat je als verzekerde zelf betaalt.

Hoe hoger je eigen risico, hoe lager je premie.




Slide 12 - Diapositive

Polis
Een bewijs van verzekering.
Staat in wat er verzekerd is tegen welk bedrag (dit noem je de dekking van je verzekering).


Slide 13 - Diapositive

Polisvoorwaarden

Hierin staan de rechten en de plichten van de verzekerde en de verzekeraar.

Slide 14 - Diapositive

Juist of onjuist?
Hoe hoger het eigen risico, hoe hoger de premie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Kies het beste antwoord:
Hierin staan de rechten en plichten van de verzekeraar en verzekerde.
A
eigen risico
B
polisvoorwaarden
C
polis
D
premie

Slide 16 - Quiz

Wat zijn poliskosten?
A
Kosten van de overheid
B
Kosten om de polis te maken en te versturen.
C
Kosten die de verzekeraar betaald
D
Kosten die de verzekeringsmaatschappij moet betalen.

Slide 17 - Quiz

Ik wil mijn telefoon verzekeren en betaal ........ aan de .......
A
premie, verzekerde
B
schadevergoeding, verzekeraar
C
schadevergoeding, verzekerde
D
premie, verzekeringsmaatschappij

Slide 18 - Quiz

Ik verzeker mijn telefoon. Ik ben dan de.....
A
verzekeraar
B
verzekeringsmaatschappij
C
verzekerde

Slide 19 - Quiz

Verzekeraar
Verzekerde
Je wilt een onzeker voorval verzekeren.
Organisatie die het financiële onzekere voorval van jou overneemt

Slide 20 - Question de remorquage

Waarom betaal je minder premie bij een hoger eigen risico?

Slide 21 - Question ouverte

Premie
Poliskosten
Eigen risico
Dekking
Dit geeft aan waarvoor je bent verzekerd en voor welk bedrag.
Het bedrag dat de verzekerde betaalt aan de verzekeraar.
Kosten voor het maken en het opsturen van de polis.
Het deel van de schade dat niet door de zorgverzekeraar wordt vergoed. Dit deel moet de verzekerde zelf betalen.

Slide 22 - Question de remorquage

In deel 2 leer je:
  1. Wat een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren is.
  2. Wat materiële schade is.
  3. Hoe je verzekeringskosten berekent

Slide 23 - Diapositive

AVP
De Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) is een verzekering tegen schade die je zonder opzet aan anderen toebrengt. 

Je bent dan verzekerd tegen zowel de lichamelijke als de materiële schade die je iemand toebrengt.

Materiële schade: schade aan bijvoorbeeld fiets of kleding.



Bij een AVP voor een gezin zijn ook de partner, kinderen, minderjarige logés en huisdieren meeverzekerd.

Slide 24 - Diapositive

Voorbeeld AVP
Tijdens een storm komt het dak los van de garage. De garage maakt onderdeel uit van jouw huis en is dus meeverzekerd op de AVP. Een deel van het dak komt op een fietser terecht. Jij bent als eigenaar van het huis aansprakelijk voor schade veroorzaakt door jouw huis.

Slide 25 - Diapositive

Kosten verzekering
De totale verzekeringskosten voor een nieuwe verzekering die je afsluit bestaan uit: 
  • premie
  • poliskosten (eenmalig)
  • assurantiebelasting over de premie + bemiddelingskosten 
Verzekeringskosten = (premie+poliskosten) + assurantiebelasting

Slide 26 - Diapositive

Voorbeeld; jouw nieuwe audi ga je verzekeren. 
Premie €65 per maand
Poliskosten €5
Assurantiebelasting 21%

Wat zijn de verzekeringskosten deze eerste maand?

Slide 27 - Diapositive

Premie €150 per maand
Poliskosten €3,85
Assurantiebelasting 21%
Wat zijn de verzekeringskosten dit jaar?

Slide 28 - Question ouverte

Is de volgende stelling juist of onjuist?
Poliskosten betaal je altijd jaarlijks.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Wat zijn vormen van materiële schade? (meerde antwoorden mogelijk)
A
scooter een kras
B
verdriet
C
ruzie
D
iPhone kapot

Slide 30 - Quiz

Verplichte verzekeringen in NL
Zorgverzekering: vanaf 18 jaar en ouder verplicht (kids gratis bij 1 ouder meeverzekerd)
WA autoverzekering: verplicht wanneer je een auto hebt.
Opstalverzekering: verplicht bij afsluiten hypotheek

Slide 31 - Diapositive

Deel 3: Kopen of huren?
Ik kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen het huren en kopen van een huis.

Slide 32 - Diapositive

Wanneer is huren slim?

Slide 33 - Question ouverte

Wanneer is kopen slim?

Slide 34 - Question ouverte

Huur
Huur is een vergoeding voor het afstaan van woonruimte of bedrijfsruimte.
Je mag gebruikmaken van een woning zodra je huur betaald. 
Voor diegene die de huur ontvangt is dit inkomen uit bezit.

Slide 35 - Diapositive

Aisha betaalt 568 euro huur per maand. Huur wordt met 3% verhoogd. Wat is de nieuwe huur?

Slide 36 - Question ouverte

HUREN: DE HUUROVEREENKOMST
  • De huurovereenkomst tussen huurder en verhuurder.
  • Koop breekt geen huur!

Slide 37 - Diapositive

HUREN: Rechten en plichten
- Huurbescherming (stopzetten vanuit eigenaar mag alleen na de contracttermijn)
- Huurprijsbescherming (sociale huur/ kamer)
- Woonplezier (eigenaar mag niet ongevraagd naar binnen, moet het pand onderhouden)
-Huurtoeslag (onder voorwaarden)

-Op tijd betalen
-Kleine reparaties doe je zelf & veroorzaak geen overlast

Slide 38 - Diapositive

HUREN: NADELEN
  • De huur wordt vaak elk jaar verhoogd.
  • Je bouwt geen bezit op.
  • Je kan niet verbouwen zonder toestemming.

Slide 39 - Diapositive

Wat is het verschil tussen sociale huur en vrije huur?

Slide 40 - Question ouverte

Voor de huur van woningen is 2010 het basisjaar. In dat jaar was de huur van
een rijtjeshuis gemiddeld € 525. In 2016 is de huur gestegen naar € 620.
Bereken voor 2016 het indexcijfer van de huur als 2010 het basisjaar was.

Slide 41 - Question ouverte

Volgorde koop woning
  1. Koper en verkoper zijn het met elkaar eens.
  2. Koopcontract met ontbindende voorwaarden wordt getekend = voorlopig koopcontract (3 dagen bedenktijd)
  3. Koper heeft voldoende financiering geregeld.
  4. Leveringsakte wordt getekend  bij de notaris.
  5. Leveringsakte wordt ingeschreven in Kadaster.
  6. Koper wordt eigenaar.

Slide 42 - Diapositive

Wat kunnen ontbindende voorwaarden zijn na het tekenen van een voorlopig koopcontract? (2)
A
Ik vond de kleur van de bank toch lelijk
B
De koper kan een betere deal maken met een ander huis
C
De koper krijgt de lening niet van de bank
D
Bij de bouwtechnische keuring blijken flinke gebreken.

Slide 43 - Quiz