Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Uitleg 'argument'
Pak je telefoon :)
We gaan een quiz doen.
Slide 1 - Diapositive
Wat is een argument?
A
Dat is een reden waarom je iets vindt
B
Dat is wat je vindt
Slide 2 - Quiz
Door welk woord herken je vaak een argument?
Slide 3 - Question ouverte
In welke zin staat een argument?
A
Ik vind blauw mooi, maar ik vind geel ook mooi.
B
Ik vind school leuk, want ik leer daar veel.
C
Ik vind dat het weer lekker is en dat we veel eten krijgen vandaag.
D
Ik ga dit jaar niet op vakantie.
Slide 4 - Quiz
Vandaag
Herhaling open vragen en gesloten vragen
Uitleg examen schrijven en examen gesprekken
Uitleg schrijfopdracht
Zelfstandig aan de slag! (Informatie opzoeken en stukje schrijven over je stage)
Opdracht nabespreken
Slide 5 - Diapositive
Open vraag: gericht op informatie en uitleg
Gesloten vraag: Ja/nee, kort antwoord
Voorbeeld: Ben jij het eens met deze stelling? OF Wat vind jij hier van?
Belangrijk verschil:
open vragen en gesloten vragen.
Slide 6 - Diapositive
Open vraag
Gesloten vraag
Suggestieve vraag
Wil je koffie?
Je wilt zeker wel koffie?
Wat wil je drinken?
Slide 7 - Question de remorquage
Open vraag
Gesloten vraag
Gericht op uitleg
Kort antwoord
Ja/nee antwoord
Informatie krijgen
Slide 8 - Question de remorquage
Na deze les:
Weet je hoe het examen 'schrijven' eruit gaat zien.
Weet je hoe het examen 'gesprekken' eruit gaat zien.
Heb jij een stuk geschreven over jouw stage.
Heb je nagedacht over de vragen die de docent zou kunnen stellen.
Slide 9 - Diapositive
Examen: schrijven
Eerste les domein 'gesprekken'
Slide 10 - Diapositive
Het examen schrijven
In de week van 30 mei t/m 3 juni.
Schrijven op de computer.
Je krijgt verschillende schrijfopdrachten. Bijvoorbeeld: --> Een formulier invullen --> Argumenteren (Ik vind dit, omdat... / Ik ben het oneens, want...) --> Een e-mail schrijven naar de klantenservice van een winkel. --> Een reclameposter maken.
Je krijgt punten voor bijvoorbeeld: --> Het goed gebruiken van hoofdletters --> Het goed gebruiken van punten en komma's
Slide 11 - Diapositive
Verbeter deze zin: maria en osman zijn even slim omdat deze studenten beide een goed cijfer hebben gehaald
(Gebruik hoofdletters, punten en komma's.)
Slide 12 - Question ouverte
Examen: gesprekken voeren
Eerste les domein 'gesprekken'
Slide 13 - Diapositive
Je krijgt een voldoende voor dit examen wanneer.... --> Je mooie Nederlandse zinnen gebruikt. (Bijv. zinnen met 'omdat'.) --> Je GEEN andere taal gebruikt. (Dus géén moedertaal of straattaal!) --> Je goed luistert naar de vragen van de docent. --> Je uitspraak goed is. (Bijv. 'oe', 'uu' en 'g'.) --> Je jouw fouten verbeterd.
Het examen gesprekken voeren
Examen duurt in totaal 23 á 24 min:
--> 15 minuten voorbereidingstijd
--> Het gesprek duurt max. 9 minuten
Je praat met een docent over jouw werk op stage.
Een tweede docent luistert ook mee.
De docenten maken een opname van het gesprek.
Slide 14 - Diapositive
In het gesprek moeten de volgende onderdelen voorkomen:
Je vertelt hoe het in het algemeen gaat met je taken en de samenwerking met de collega’s.
Hoe gaat het met je taken? (voldoende werk/ te veel werk/ te weinig werk? Is er soms meer werk/ is er soms minder werk?).
Welke situatie heb je meegemaakt op je stageplek? Vertel over iets vervelends/ iets heel leuks/ iets wat je spannend vond op je stage. (Bijv. een boze klant/ een grappige collega/ een miscommunicatie met je baas/ een taak die moeilijk voor je was.)
Vertel wat er precies is gebeurd. En wat je hier van vond/ Wat je ervan hebt geleerd/ Of je er trots op bent (En leg ook uit waarom je er trots op bent).
Vertel wat je de volgende stage anders wil gaan doen (Wat is je leerdoel?)
Slide 15 - Diapositive
Opdracht
Je zoekt informatie op in jouw stageboekje. Je schrijft in minimaal 10 zinnen wat je dit jaar hebt gedaan op jouw stage. Wat waren jouw taken? Hoe was jouw ervaring?Wat heb je geleerd?
Slide 16 - Diapositive
Aan de slag!
(Over 20 minuten klaar zijn.)
Slide 17 - Diapositive
Hulp bij het formuleren van open vragen:
5 W’s en 1 H
Wie
Wat
Waar
Waarom
Wanneer
Hoe
Slide 18 - Diapositive
Opdracht: Maak duo's, bedenk samen drie vragen die de docent jou zou kunnen stellen over jouw stage. Schrijf deze op.
Een vraag begint met:
Wie...?
Wat...?
Waar...?
Waarom...?
Wanneer...?
Hoe...?
timer
0:10
Slide 19 - Diapositive
Huiswerk opdracht:
Vergelijk de informatie die jullie hebben verzameld en werk dit samen uit. In totaal moeten jullie uitkomen op 10 vragen.
Wie – 2 vragen
Wat – 2 vragen
Waar – 2 vragen
Waarom – 2 vragen
Wanneer – 2 vragen
Hoe – 2 vragen
Zorg ervoor dat je allebei gebruik kan maken van de uitwerking.
Voer nu een gesprek met elkaar:
- Gebruik je verhaal over je stage.
- Gebruik de vragen die je hebt bedacht.
Slide 20 - Diapositive
Vooruitblik
Volgende week examen lezen/luisteren.
Kom op tijd !!!
Slide 21 - Diapositive
Wat heb jij geleerd vandaag?
Slide 22 - Carte mentale
Wat vond je van deze les? Geef niet alleen je mening, maar ook een argument.