Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is globalisering?
A
De groei van de totale wereldhandel
B
De verplaatsing van de wereldhandel
C
Steeds meer landen in de wereld die onderling gaan handelen
D
Dat alles meer globaal wordt in de wereld
Slide 2 - Quiz
Wat verandert er door globalisering?
A
Absolute afstand
B
Relatieve afstand
Slide 3 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van globalisering?
A
Een Belg met meubels van Ikea
B
Een Chileen met een Nike-shirt
C
Een Nederlander op klompen
D
Een Amerikaan in een VW
Slide 4 - Quiz
2 uitspraken I Door globalisering neemt het goederenverkeer in de wereld af II Door globalisering ontstaat er een internationale arbeidsverdeling
A
Uitspraak I is juist
Uitspraak II is onjuist
B
Uitspraak I is onjuist
Uitspraak II is juist
C
Uitspraak I is onjuist
Uitspraak II is onjuist
D
Uitspraak I is juist
Uitspraak II is juist
Slide 5 - Quiz
Er zijn drie ontwikkelingen die verantwoordelijk zijn voor globaliseren. Welke hoort er NIET bij en is dus GEEN oorzaak van globalisering?
A
Steeds meer bedrijven ontwikkelingen zich als multinational
B
Landen openen hun grenzen voor internationale handel
C
De wereld krimpt door sneller transport en communicatie
D
Na de tweede wereldoorlog konden het oosten en het westen weer goed met elkaar omgaan.
Slide 6 - Quiz
De globalisering heeft voor Duitsland veel minder gevolgen dan voor Nederland. Dat komt doordat in Duitsland …
A
de lonen hoger zijn dan in Nederland.
B
de Duitse economie meer op het buitenland is gericht dan de Nederlandse.
C
Duitsland veel meer fabrieken heeft dan Nederland.
D
Duitsland veel groter is en minder afhankelijk is van het buitenland.
Slide 7 - Quiz
Zijn de uitspraken juist? I Door globalisering zijn landen onafhankelijker van elkaar geworden. II Culturele globalisering is een gevolg van toerisme en migratie.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Uitspraak 1 en 2 zijn beide juist
D
Uitspraak 1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 8 - Quiz
global shift
internationale arbeidsverdeling
mondiaal netwerk
productieketen
tijd-ruimtecompressie
verschuiving van het economisch zwaartepunt
verdeling van de beroepsbevolking in de verschillende gebieden in de wereld
wordt gevormd door de triade
van grondstof tot eindproduct
relatieve afstanden nemen af
Slide 9 - Question de remorquage
Welke begrip hoort niet bij global shift
A
uitschuifproces
B
lage lonen landen
C
secundaire sector
D
arbeidsextensief
Slide 10 - Quiz
De global shift maakt Vietnam.....
A
zwakker
B
sterker
Slide 11 - Quiz
Wat is een gevolg van global shift?
A
De rol van de BRICS-landen in de wereldeconomie wordt kleiner.
B
Het kerngebied van de wereldeconomie verschuift van de Grote naar Atlantische Oceaan.
C
Mno's verplaatsen hun maakindustrie naar ontwikkelingslanden.
D
Er ontstaan meerder economische kerngebieden in de wereld
Slide 12 - Quiz
Bij internationale arbeidsverdeling draait het om...
A
het uitschuiven van de productie naar lage lonen landen
B
dat iedereen dat werk doet waar hij goed in is
C
dat landen samen overleggen welke arbeid waar verricht wordt
Slide 13 - Quiz
In de NIEUWE internationale arbeidsverdeling...
A
komen migranten naar de welvarende landen om te werken
B
wordt ook hooggekwalificeerd werk ge-outsourd
C
worden alle onderdelen uit de productieketen verplaatst
Slide 14 - Quiz
De productieafdeling van bedrijven wordt ook naar landen als India verplaatst vanwege ontwikkelingen daar op de afzetmarkt. Leg dit uit.
Slide 15 - Question ouverte
Naast de maakberoepen verdwijnen ook steeds meer denkberoepen richting China en India. Geef daarvoor een sociaal -culturele reden.
Slide 16 - Question ouverte
De global shift heeft voordelen voor de semiperiferie maar nadelen voor centrumlanden. Geef een nadeel.
Slide 17 - Question ouverte
Hoe heeft Global Shift de relatieve ligging van Australië veranderd?
Slide 18 - Question ouverte
Geef twee redenen waarom een Nederlands bedrijf er toch voor kan kiezen de kleding in Nederland te blijven maken.