voltooid deelwoord

Guten Morgen!
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Guten Morgen!

Slide 1 - Diapositive

Wir wiederholen!

Slide 2 - Diapositive

Uitgangspunt = de stam
Als je een werkwoord vervoegt, heb je altijd de stam nodig!
In het Duits krijg je de stam door -en of -n (als er geen 'e' voor staat) van het werkwoord af te halen.

Bijvoorbeeld:
reisen - reis-                 feiern - feier
wohnen - wohn-         wandern - wander
machen - mach-
finden - find-mach  

Slide 3 - Diapositive

Vervoeg het Duitse regelmatige werkwoord spielen (= spelen).                                  
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
Denk aan de stam!
spielen
spielen
spielst
spiele
spielt
spielt

Slide 4 - Question de remorquage

Eselsbrücke
Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld: machen (doen, maken)
Achter de stam van het werkwoord komt bij elk persoonlijk voornaamwoord een uitgang. 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
mache              machst 
mach
machen
macht
machen
machen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam + e
stam + st
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en 
stam + en 
Achter de stam van het werkwoord komt bij elk persoonlijk voornaamwoord een vaste uitgang. 
regel: esttenten
 machen

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden stam -d/-t 
machen
antworten
reden
ich
mache
antworte
rede
du
machst
antwortest
redest
er/sie/es
macht
antwortet
redet
wir
machen
antworten
reden
ihr
macht
antwortet
redet
sie/Sie
machen
antworten
reden

Slide 7 - Diapositive

Stam op -d/-t
 bv. reden. antworten

du, er/sie/es, ihr =>  extra 'e' tussen stam en uitgang

Er meldet sich beim Lehrer.
Wartest du auch auf den Bus? 

Slide 8 - Diapositive

Voorbeelden stam op s-klank
machen
reisen
heißen
ich
mache
reise
heiße
du
machst
reist
heißt
er/sie/es
macht
reist
heißt
wir
machen
reisen
heißen
ihr
macht
reist
heißt
sie/Sie
machen
reisen
heißen

Slide 9 - Diapositive

Let op: stam op s-klank
Als de stam op een 's'-klank eindigt (s, ss, ß, x, z):
dan komt er bij du alleen een 't' achter de stam

Heißt du auch Jens?
Tanzt du zwei mal pro Woche?
Wann reist du nach Berlin ab?

Slide 10 - Diapositive

du (melden)
A
meldst
B
meldest

Slide 11 - Quiz

du (reisen) ...
A
reisen
B
reisst
C
reist
D
reit

Slide 12 - Quiz

heißen (du)
3/8
uitleg/antwoord
heißen -> 
stam = heiß ->
du = -st -> de s vervalt
heißt
A
heißest
B
heißt
C
heißst
D
heißenst

Slide 13 - Quiz

antworten
A
ihr antwort
B
ihr antwortet

Slide 14 - Quiz

Het voltooid deelwoord

Slide 15 - Diapositive

Kijk naar de onderstaande zinnen
Ik heb brood gegeten.
Piet heeft een vuurtje gestookt.
Saskia heeft de fiets gemaakt.
Jan is naar Enschede gegaan.

Slide 16 - Diapositive

Voltooid deelwoord 
Als je wil vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. 

Voltooid betekent dat iets af is.
Dus je vertelt iets in de verleden tijd. 

Slide 17 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
Voltooid deelwoord
sagen
haben gewohnt
mache
habe gespielt
kochst
habe besucht
singt
kaufst
hast gehört

Slide 18 - Question de remorquage

 Hoe maak je een voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 21 - Question ouverte

ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
haben
sein
bist
sind
habt
habe
bin
haben
sind
hat
hast
seid
ist
haben

Slide 22 - Question de remorquage

Zwakke werkwoorden
  • voltooid deelwoord -> ge + stam + t   + (vorm van haben, sein)
  • gewohnt
  • gespielt
  • eindigt altijd op -t

Slide 23 - Diapositive

Ich habe gewohnt
Er hat gespielt

Slide 24 - Diapositive

werkwoorden op -ieren
bijv:   studieren
              gratulieren
krijgen alleen een -t  achter de stam
            voltooid deelwoord:  gratuliert                             (dus niet:gegratuliert)

Slide 25 - Diapositive

werkwoorden met stam op -d/-t/-chn/-tm/-gn
bijv: regnen
stam: regn-
voltooid deelwoord is: ge+stam+et!! (uitspraak!)
geregnet

Slide 26 - Diapositive

Sleep het werkwoord  naar het juiste voltooid deelwoord
studiert
gestudiert
gehören
gehört
geversorgt
versorgt
geredt
geredet
gearbeitet
gearbeit
besucht
gebesucht
gewart
gewartet
hören
reden
arbeiten
studieren
besuchen
versorgen
warten

Slide 27 - Question de remorquage

Sterke werkwoorden
  • Klinkerwisseling
  • Nederlands sterk > Duits meestal ook sterk
  • Leer de lijst op Classroom!


Slide 28 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Veranderen van klank
Verandert niet van klank
Voltooid deelwoord eindigt op -en
Voltooid deelwoord eindigt op d/t
lopen
maken
geven
spelen

Slide 29 - Question de remorquage

sein
haben
gesprochen
geschwommen
gegangen
gearbeitet
gehört
gelaufen
geschrieben

Slide 30 - Question de remorquage

üben wir!

Slide 31 - Diapositive

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
A
ge + stam + t
B
ver + stam + t
C
ge + stam + te
D
ver + stam + te

Slide 32 - Quiz

Hast du den Elefanten _______ (füttern)?
A
verfütteren
B
verfüttert
C
gefüttert
D
gefüttern

Slide 33 - Quiz

Vul het voltooid deelwoord in:

Hast du nach eine Kaffe ______ (fragen)

Slide 34 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:

Mein Bett hat mir in den Ferien ______ (fehlen)

Slide 35 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:

Früher habe ich in Deutschland ______ (wohnen)

Slide 36 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:
Wir haben gestern ....................(telefonieren)

Slide 37 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in:
Es.......(haben) gestern lange .........(regnen)

Slide 38 - Question ouverte

Aufgabe Grammatik 
Buch S. 114/115
Aufgaben 18, 19, 20

Buch S. 118/119
Aufgaben: 25, 26, 27
timer
20:00

Slide 39 - Diapositive

Ik snap het voltooid deelwoord
ja
nein
ein bisschen

Slide 40 - Sondage

Tschüss, bis zur nächsten Stunde!

Slide 41 - Diapositive