Clase 2.04 - mhv2 - repasar el presente

• Spaans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 3

Planificación: Hoy es ...

1. Reglas de la clase	5 min
2. Repaso: el presente	10 min
3. ¡En marcha!	20 min
4. Juego + la próxima clase	20 min

Después de esta clase... (Na deze les...)

... heb je geoefend met het vervoegen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

... heb je al veel opdrachten van clase 2.4 gemaakt.

Reglas de la clase

1. Je telefoon is thuis of in de kluis.
2. Bij binnenkomst op je plek zitten, jas uit en tas van tafel.
3. Je hebt altijd je spullen mee: boeken, schrift, pen, opgeladen device.
4. Als een ander praat, ben je stil en luister je.
5. Wanneer de docente uitleg geeft, zijn jullie stil en maken jullie aantekeningen in je schrift.
6. We lachen elkaar niet uit.
7. Je ruimt pas op als de docent dat aangeeft.
8. Heb je een les gemist? Vraag aan klasgenoten om aantekeningen, welke opdrachten in te halen...

Gramática: tegenwoordige tijd

Schrijf mee in je schrift!

• libro de texto, página 34
  Wat doet Lucía in haar kamer?

Repaso

Pak je device erbij en log in via lessonup.app

Persoonlijk voornaamwoorden / Pronombres personales

ik

jij

hij

zij (enkelvoud)

u (enkelvoud)

wij

jullie

zij (meervoud)

u (meervoud)

nosotros/-as

ellos

yo

usted

vosotros/-as

ellas

ella

ustedes

él

tú

Yo ........... una canción.

1. cantar
2. canto

¿Qué música tú ...... más?

1. escuchas
2. escucháis

El autobús ...... en la calle Santiago.

1. para
2. paro

Mis padres y yo ...... en Betanzos.

1. vivo
2. vivimos

¿Vosotros ...... español?

1. hablamos
2. habláis

Susana y Álvaron...... por la casa de Merche.

1. pasáis
2. pasan

vivo

vives

vive

vivimos

viven

vivís

Zaida .... en Madrid.

Susana y Álvaro .... en Betanzos.

¿Tú ..... en la Coruña?

Mis padres y yo ..... en España. 

Yo .... en una ciudad.

Vosotros, ¿..... en el centro?

El presente

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

ELLOS, ELLAS, USTEDES

aprendo

como

nada

viven

nadas

hablamos

cocináis

come

aprenden

vendemos

vivís

hablas

¡En marcha!

Clase 2.4: Repasar el presente

Hacer (maken):

- ejercicios 8 y 9, página 30 (WB)

- hoja de trabajo

Aprender (leren):

- regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd (el presente), p40 (TB)

- vocabulario unidad 2

Evaluación: un juego

1. Iedereen pakt zijn schrift en een pen/stift.
2.  Zometeen 2 keer de spinner gebruiken: 
   1 x voor de persoon
   1 x voor het werkwoord
3. Iedereen schrijft het vervoegde werkwoord op in schrift.
4. Fout antwoord? Weer gaan zitten.

La próxima clase

Vamos a aprender...

... el verbo gustar

Deberes:

- aprender el presente

- aprender vocabulario unidad 2

- hacer + corregir todos los ejercicios