Werkwoordspelling VD en OD

Werkwoordspelling
21IHS
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
21IHS

Slide 1 - Diapositive

Programma:
Infinitief
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
Voltooid deelwoord (vd)
Onvoltooid deelwoord (od)
Gebiedende wijs
Engelse werkwoorden

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Pvtt + pvvt

Slide 3 - Diapositive

Regels spelling werkwoorden pvtt:

Slide 4 - Diapositive

Tip:
Bij twijfel: vul het werkwoord 'lopen' in.

Slide 5 - Diapositive

pvvt sterk
Klank verandert
Schrijf zoals je het hoort:
Loop - liep

Slide 6 - Diapositive

Pvvt zwak
- te(n)
-de(n)
achter de ik-vorm

Gebruik:
't (e)xf(o)ksch(aa)p

Slide 7 - Diapositive

Voltooid deelwoord (vd)
- Is geen pv
- ww staat meestal achteraan in zin
- begint vaak met -ge, be, ver-
- handeling = voltooid (afgerond)
Ik heb een stuk gelopen
Hij is beroofd
Hij is verbrand


Slide 8 - Diapositive

Spelling voltooid deelwoord
Bij sterke werkwoorden => uitgang op -en
Ik heb gelopen
Ik heb gezwommen

Bij zwakke werkwoorden => uitgang op -t- of -d-
Ik heb geprint
Ik heb gewaarschuwd

Slide 9 - Diapositive

Spelling voltooid deelwoord
Bij zwakke werkwoorden => uitgang op -t- of -d-
Ik heb geprint
Ik heb gewaarschuwd

Twijfel of je met -t- of -d- schrijft:

Gebruik 't (e)x-f(o)ksch(aa)p

Slide 10 - Diapositive

Maak er een VD van:
Groeien         =  ik ben gegroeid
Boffen           =
Harken          = 
Kloppen       = 
Lunchen      = 

Slide 11 - Diapositive

Onvoltooid deelwoord (OD)
- geen pv
- de handeling is nog NIET voltooid/ afgerond

=> Schrijf altijd het hele werkwoord met een - d-/ de- erachter:

Ik ging lopend naar de kroeg
De motor was nog draaiende
Huilend zat het kind op de stoep

Slide 12 - Diapositive

Is het VD of OD?

Wie zijn eruit GESTUURD bij Engels?
A
VD
B
OD

Slide 13 - Quiz

VD of OD?
Na de aanrijding lag de fietser KREUNEND op de grond
A
VD
B
OD

Slide 14 - Quiz

VD of OD?
De hond rende BLAFFEND het erf op
A
VD
B
OD

Slide 15 - Quiz

pvtt, pvvt, vd of od?
De meisjes hadden zich behoorlijk OPGEDOFT
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
od

Slide 16 - Quiz

Op de braderie HAD zij een schilderij gekocht.
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
od

Slide 17 - Quiz

Bepaal welke werkwoordsvorm
En bepaal de juiste spelling

Slide 18 - Diapositive

Hij werd (ondersteunen) door dorpsgenoten.
A
ondersteunt = pvtt
B
ondersteunde = pvvt
C
ondersteund = vd
D
ondersteunend = od

Slide 19 - Quiz

Na de toets kwam de klas (klagen) bij de mentor
A
klagen = pvtt
B
klaagden = pvvt
C
geklaagd = vd
D
klagend = od

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste spelling?

Jan heeft de papieren (faxen)
A
Gefaxt
B
Gefaxd

Slide 21 - Quiz

Maak een zin met het werkwoord 'bestellen' als VD

Slide 22 - Question ouverte

Maak een zin met het werkwoord 'bestellen' als pvtt

Slide 23 - Question ouverte

Noteer juiste vorm en spelling:
De orkaan Jenny (bedreigen) de kust.
A
Bedreigt (pvtt)
B
Bedreigd (vd)

Slide 24 - Quiz

Noteer de juiste vorm en spelling:
De gletsjer (ontdooien) in snel tempo
A
ontdooit (pvtt)
B
ontdooid (vd)

Slide 25 - Quiz

Noteer juiste vorm + spelling:
De FARC heeft weer diplomaten (ontvoeren)
A
ontvoert (pvtt)
B
ontvoerd (vd)

Slide 26 - Quiz

Noteer juiste vorm + spelling:
Wanneer is de Bastille (bestormen)?
A
bestormt (pvtt)
B
bestormd (vd)

Slide 27 - Quiz

Alles door elkaar
pvtt
pvvt
vd
od 

Slide 28 - Diapositive

Noteer vorm + spelling
1. Robert (ontcijferen) gisteren de codes van de kluis.
2. Zijn alle boeken van Harry Potter (verfilmen)?
3. Al jaren (verzorgen) dit bedrijf de beveiliging.
4. De indianen werden slecht (behandelen).
5. Amarins (worden) zo snel boos.
6. (Vinden) jij dat ook belachelijk?
7. (Schreeuwen) liep de oude vrouw naar buiten.
8. Wie heeft dat geheim (ontraadselen) van de graancirkels?

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag:
Maak de opdrachten van de reader bij vd en od
Maak de opdrachten in NU Nederlands vanaf blz 180 (vd en od)
(od = tegenwoordig deelwoord)

Slide 30 - Diapositive