Mavo 2 Digitaal materiaal

Mavo 2
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Mavo 2

Slide 1 - Diapositive

Informatie
Dear Students,
Deze lessonup is een "work in progress". Per hoofdstuk worden de dia's aangevuld met oefeningen en uitleg.
Tips:
1. Studeer regelmatig (mag ook kort) je woordjes, zinnen en irregular verbs
2. In de linkjes staan opdrachten. Maak deze en houd je kaarten of boek erbij. Zoek de oplossing daarin,.... dan ben je aan het leren!
Good Luck!!!! Your teacher
Heb je een fout ontdenkt? Laat het ons weten: dra@jfc.nl 
Tip: Als je een opdracht hebt gemaakt en je snapt het niet, neem een screenshot en ga naar je docent.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive








in the links on the rigt, you can find lots of exercises

Slide 5 - Diapositive

Comparisons
  • Vergrotende trap:  -er than/more than
  • Overtreffende trap: the.... est/ the most...
                  -er / -est 1 lettergrepige woorden  (y->ie)                                                 2 lettergrepige woorden eindigen op LEEROWY
                  alle ander 2 of meer lettergrepige woorden more/most
  • as-as  not as - as
  • Leer de uitzonderingen uit het hoofd: good/bad

Slide 6 - Diapositive

Examples
  • small - smaller than -  the smallest  (1 LG)
  • beautiful - more beautiful than - the most beautiful (2 LG)
  • simple - simpler than - the simplest  (leerowy)
  • clever - cleverer than - the cleverest  (leerowy)
  • narrow - narrower than - the narrowest  (leerowy)
  • happy - happier than - the happiest (leerowy)
  • She is as tall as her mother

Slide 7 - Diapositive

Exercises

Slide 8 - Diapositive

can / could / be allowed to / be able to
Can (can't) = kunnen of mogen
Could ( couldn't)= zou kunnen, VT van Can en beleefd vragen om toestemming/hulp
Be able to ("be" not able to) = kunnen of in staat zijn
Be allowed to ("be" not allowed to)= mogen of toestemming hebben

Slide 10 - Diapositive

Have to, must, should
should
- Je geeft advies
must
- moet (vaak van een ander - regels/wetten/bevel)
- moet (het is logisch / kan niet anders)
(Formeel)
have to / has to
- moet (noodzakelijk - geen extra nadruk)
(Informeel)
* have to: I / we / you / they
* has to: he / she / it

Slide 11 - Diapositive

Present Perfect

Slide 12 - Diapositive

Les gemist???? Hier de instructie

Slide 13 - Diapositive

Practice makes Perfect


Slide 14 - Diapositive