2. Overheidsinterventies

Overheidsinterventies
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
Maatschappelijke vormingSecundair onderwijs

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Overheidsinterventies

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

INKOMSTEN
De overheid heeft verschillende soorten inkomsten:
- Sociale zekerheid
Dit wordt betaald door de werkgever (via loonbrief) en aangevuld door de werknemer
- Personenbelasting
Elk jaar moeten alle werkende mensen hun belastingbrief invullen. Hier wordt gekeken of je genoeg of teveel belastingen hebt betaald het afgelopen jaar
- BTW
Op alles wat je koopt in de winkel moet je BTW betalen, maar ook op je loon betaal je belastingen
- Vennootschaps-, gemeente- en vermogensbelastingen
Voorbeeld: successierechten op erfenissen
- Accijnzen (sigaretten, benzine, alcohol,...)


Slide 5 - Diapositive

We betalen de producten die we kopen. Een deel van dat geld stort de handelaar door aan de overheid. Meestal gaat het om 21% van het bedrag.
A
milieubelasting
B
belasting op werk
C
btw
D
accijnzen

Slide 6 - Quiz

Wat zijn subsidies?
A
Vernieuwingen van producten.
B
Financiële bijdragen van overheid.
C
Financiëlen bijdrage van bedrijven.
D
Extra belastingen op producten.

Slide 7 - Quiz

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Minder innovatie.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Hoeveel kost een pakje sigaretten?
( pakje van 20 sigaretten)
A
€ 5,00
B
€ 6,00
C
€ 7,00
D
€ 8,00

Slide 10 - Quiz

In Nederland ...
€ 8,00

Slide 11 - Diapositive

In Luxemburg
€ 5,30

Slide 12 - Diapositive

in Amerika
€ 6,54

Slide 13 - Diapositive

In Australië
€ 22,21

Slide 14 - Diapositive

Verklaar die prijsverschillen!

Slide 15 - Question ouverte

Dit is de prijs van een pakje:
€ 1,60

Slide 16 - Diapositive

de overheid verdient eraan door
belastingen

Slide 17 - Diapositive

accijnzen betaal je op sigaretten, frisdrank, sterke drank en b...
A
bananen
B
brandstof
C
bonen
D
broodroosters

Slide 18 - Quiz

accijnzen betaal je dus ...
vooral voor ongezonde goederen

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Waarop heft de overheid accijns?
A
Benzine, chocola, kleding.
B
Sigaretten, vlees, kleding.
C
Alcohol, sigaretten, benzine.
D
Alcohol, medicijnen, benzine.

Slide 21 - Quiz

Wat wil de overheid bereiken met accijnzen?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 22 - Quiz

Accijns & subsidie
Accijns:
Extra belasting op tabakswaren, olie en alcohol.
Doel: Minderen van de consumptie.

Subsidie:
Extra tegemoetkoming op sommige producten en diensten.
Doel: Laten toenemen van de consumptie.

Slide 23 - Diapositive

De vader van Jeroen werkt in het weekend als ober. Als hij de rekeningen van sterke drank ziet, schrikt hij toch. Alcohol is vrij duur: een gedeelte van de verkoopprijs gaat naar de overheid
A
milieubelasting
B
belasting op werk
C
btw
D
accijnzen

Slide 24 - Quiz

Elke Vlaams gezin betaalt via een bijdrage op de waterfactuur van hun watermaatschappij mee om het afvalwater te zuiveren.
A
milieubelasting
B
belasting op werk
C
btw
D
accijnzen

Slide 25 - Quiz

De ouders van Sarah hebben een eigen restaurant en enkele werknemers in dienst. Een deel van het loon stort de papa van Sarah als werkgever door aan de overheid als voorschot op de belastingen.
A
belasting op werk
B
btw
C
accijnzen
D
sociale zekerheid

Slide 26 - Quiz

Overheidssubsidies in de tarwemarkt zorgen voor een verschuiving van de curve naar
A
links
B
rechts

Slide 27 - Quiz

Accijnzen op tabak beïnvloeden
A
de aanbodcurve
B
de vraagcurve
C
zowel vraag als aanbod

Slide 28 - Quiz

De evenwichtsprijs vind de overheid te hoog en stelt de prijs vast van €800.
Is dit een minimum of een maximumprijs?
A
Minimumprijs
B
Maximumprijs

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive