Deel 2 ho 2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Le programme pour aujourd'hui

Interrogation d'apprendre 6 et 7

Lire l'exercice 22

Apprendre 8 et 9

Les devoirs

Heb je broers of zussen? =

1. Tu es des frères et des soeurs?
2. Tu as frères et soeurs?
3. Tu as des frère et des soeur?
4. Tu as des frères et des soeurs?

Vertaal naar het Frans: Ik ga verhuizen vrijdag.

Vertaal naar het Nederlands: Tu es d'accord avec moi?

1. Ben je het met mij eens?
2. Ik ben het eens met jou.
3. Ben je akkoord?
4. Zijn jullie het met mij eens?

Vertaal naar het Frans: Mijn ouders zijn gescheiden.

Vertaal: Qu'est-ce que tu fais ce weekend?

1. Wie komt er dit weekend?
2. Wat doe je dit weekend?
3. Waarom kom je dit weekend?
4. Wat is er dit weekend?

Vertaal naar het Frans: Hij is verdrietig.

Vertaal naar het Nederlands: En plus, il veut faire du shopping.

1. Hij wil ook winkelen.
2. Ik ga winkelen.
3. Bovendien wil hij winkelen.
4. Bovendien gaat hij winkelen.

Lire l'exercice 22

Tu prends ton cahier (= schrift).

Tu lis rôle A ou B.

Apprendre 8 et 9

1. D'abord, nous lisons apprendre 8 et 9 ensemble.

2. Après, tu fais les exercices 24-28.

Les devoirs

Les devoirs pour le 12 janvier:

Finir les exercices 24-28

Apprendre 8 et 9