SEMANA 3: TAMBIÉN/TAMPOCO

SEMANA 3:EL TIEMPO
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

SEMANA 3:EL TIEMPO

Slide 1 - Diapositive

¿QUÉ TIEMPO HACE?

Slide 2 - Diapositive

HOY HACE BUEN TIEMPO
HOY HACE MAL TIEMPO

Slide 3 - Diapositive

Describir el tiempo
Rellenar listas de vocabulario 3.2

Slide 4 - Diapositive

¿Qué tiempo hace? QUIZ
Describe el tiempo:

Slide 5 - Diapositive

está a
está en el

Slide 6 - Diapositive

Necesitas el cuaderno: escribe

Slide 7 - Diapositive

Aangeven waar iets ligt

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Lien

Vocabulario el tiempo

Slide 10 - Diapositive

HACE + ..
HAY + ..
ESTÁ + ..
HACE + calor, frío, sol, viento, buen tiempo, mal tiempo, hace 23 grados

HAY + nieve, hielo, nubes, niebla, lluvia, tormenta

ESTÁ +  nublado

Slide 11 - Diapositive

HACE +
frío 
calor
viento
sol
X grados
ESTÁ +
nublado
soleado

NIETS, werkwoord vervoegd

llueve
nieva
graniza
HAY +
tormenta
niebla
chubascos

elke meteorologisch verschijnsel:

Slide 12 - Diapositive

¿Qué tal el tiempo?
pág. 33. (LA)

Slide 13 - Diapositive

llueve
nieva
hay nubes
hace sol
está nublado
hace calor
hace viento

Slide 14 - Question de remorquage

¿Qué tiempo hace ?
A
Hace buen tiempo y hay sol
B
Hay buen tiempo y hace sol
C
Hace buen tiempo y hace sol
D
Hay buen tiempo y hace sol

Slide 15 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Hace nubes
B
Hay niebla
C
Hay lluvia
D
Hay nubes

Slide 16 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Hay nieve
B
Hay niebla
C
Nieva
D
Hace nieve

Slide 17 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Está nublado
B
Hay hielo
C
Hay nubes
D
Hay niebla

Slide 18 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Hay tormenta
B
Hace tormenta
C
Hay hielo
D
Hace hielo

Slide 19 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
está lloviendo
B
Llueve
C
Hace lluvia
D
Hay lluvia

Slide 20 - Quiz

Welk antwoord is juist?

"En Galicia (1)............lluvia y también (2)..........frío. En Cataluña (3)........buen tiempo, pero (4)........nublado."
A
1) hay, 2) hace, 3) hace, 4) está.
B
1) hay, 2) hay, 3) es, 4) hace.
C
1) hace, 2) hace, 3) es, 4) hace.
D
1) hay, 2) hay, 3) hay, 4) está.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Lien

a) ______está al ______ de 
b) _____ está en el ______ de ______

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

el tiempo - het weer
¿Qué tiempo hace? 
Wat voor weer is het?
hace frío 
het is koud
hace calor
het is warm
hace sol
het is zonnig
hace viento
het waait
hace buen tiempo
het is goed weer 
hace mal tiempo
het is slecht weer 

Slide 25 - Diapositive

PRESENTATIE
KIES EEN LAND:

- geef het weerbericht
- geef advies voor kleding

Om de voorspelling te zeggen welke vorm zal je gebruiken? 
las temperaturas van a llegar a ...

Slide 26 - Diapositive

Inhoud presentatie /dia

  • Waar ben je deze zomer geweest (min. 2 foto's)
  • Geef informatie over die plek in de tegenwoordige tijd (min. 7 foto's) (geografía y el tiempo) 
  • Wat heb je allemaal gedaan (min. 6 foto's) (actividades de verano)
  • Met wie je deze vakantie hebt doorgebracht (He estado de vacaciones con ..) (1 foto)
  • Welke vervoersmiddelen heb je gebruikt (min. 2 foto's)

Slide 27 - Diapositive

Muy importante
  • Alle foto's hebben een Spaanse zin met een vervoegd werkwoord.
  • Zorg voor een creatieve afsluiting.
  • Voeg een Spaanstalig liedje toe als achtergrond.
  • Minimaal 20 en maximaal 25 foto's
  • Minimaal 3 minuten
  • Geen google translate of hulp van Spaanssprekende familieleden, vrienden of buren (dan krijg je een onvoldoende)
  • Alleen eigen zinnen in de tegenwoordige tijd en de perfecto.
  • Creativiteit en nette verzorging worden beloond.

Slide 28 - Diapositive

Het weer (presentatie):
1. windrichtingen
2. hace ____
3. hay ___ está ____ (niets)
4. kleding weer

Slide 29 - Diapositive

team uitleg volgende les:
TEAM 1: wind richtigen en hoe zeg je waar iets liegt 
TEAM 2: welke meteorologische verschijnselen worden met hace of hay geschreven + uitleg 
TEAM 3: welke meteorologische verschijnselen worden met "está" of gewoon met niets geschreven + uitleg 
TEAM 4: welke kleding past voor elke seizoen 

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Iconos importantes para nuestras clases. 
¡Adivina su significado!

Slide 33 - Diapositive

¿Qué prefieres?
el frío
el calor
timer
1:00
"Prefiero el...... porque....."

Slide 34 - Diapositive

Está
Hay
Hace
nublado
granizando
viento
mucho frío
nevando
sol
buen tiempo
soleado
mucho calor
tormentas
niebla
mal tiempo
veinte grados

Slide 35 - Question de remorquage

La previsión del tiempo

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Lien

Slide 38 - Lien

El tiempo atmosférico
El tiempo cronológico
(la hora)

Slide 39 - Diapositive

está + bijvoeglijk naamw.

está nublado
esta soleado


het is bewolkt
het is zonnig

Slide 40 - Diapositive

hace + zelfstandig naamw.

hace sol
hace calor
hace frío
hace viento
hace buen tiempo
hace mal tiempo


de zon schijnt
het is warm
het is koud
het waait
het is mooi weer
het is slecht weer

Slide 41 - Diapositive

losse werkwoorden

llover --> llueve
nevar --> nieva


la lluvia
la nieve 


regenen --> het regent
sneeuwen --> het sneeuwt


de regen
de sneeuw

Slide 42 - Diapositive

Programa
  1. Inzage PW toetsweek
  2. Evaluatie toetsweek
  3. Periode 2
  4. Video
  5. Vocabulario 
  6. Deberes

Slide 43 - Diapositive