V3 Grammatica 3 zinsdelen deel 2


Welkom v3t!


Grammatica 3
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


Welkom v3t!


Grammatica 3

Slide 1 - Diapositive

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdracht nakijken (opdr. 1 grammatica 3)
  3. Wat is er blijven hangen van vorige les?
  4. Grammatica 3: zinsdelen deel 2
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 1 nakijken
a persoonsvorm: leverde / onderwerp: zij / werkwoordelijk gezegde: leverde in
b persoonsvorm: vind / onderwerp: ik / werkwoordelijk gezegde: vind
c persoonsvorm: liep / onderwerp: hij / werkwoordelijk gezegde: liep
d persoonsvorm: noemde / onderwerp: de politicus / werkwoordelijk gezegde: noemde
e persoonsvorm: rekende / onderwerp: de wiskundedocent / werkwoordelijk gezegde: rekende

Slide 4 - Diapositive

Welke twee soorten ontleden onderscheiden we?

Slide 5 - Carte mentale

Een zinsdeel is een stukje van een zin.

Maar hoe weet je dan of iets één zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan voor de persoonsvorm.
D
Alle antwoorden (A, B en C).

Slide 6 - Quiz

Waar of niet waar? Elk zinsdeel dat begint met aan of voor is een meewerkend voorwerp. Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Question ouverte

Ik heb een hekel aan zinnen ontleden.

Wat is 'heb ontleden' voor zinsdeel?
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
C
persoonsvorm

Slide 8 - Quiz

Je kunt met die app gemakkelijk 1 gigabyte ruimte vrijmaken in het geheugen van je smartphone.

Wat is 'met die app' voor zinsdeel?

A
onderwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Ik weet dat niet.

Wat is 'dat' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quiz

Er wordt je regelmatig een vraag ter bevestiging gesteld.

Wat is 'je' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quiz

Ze zeggen weinig onder het eten.

Wat is 'onder het eten' voor zinsdeel?
A
meewerkend voorwerp
B
naamwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quiz

De hond lag toen in de tuin te slapen.

Wat is 'toen' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Ontleed onderstaande zin.

Die persoon moet veel fantasie hebben.
A
pv ond lv wwg
B
ond pv mv wwg
C
ond pv lv wwg
D
ond wwg lv pv

Slide 14 - Quiz

Ontleed onderstaande zin.

Ik hoop het.
A
pv ond lv
B
ond pv mv
C
ond pv lv
D
ond wwg lv

Slide 15 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Haar broer schijnt heel aardig te zijn

Slide 16 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
1
2
3
4
5
6

Slide 17 - Question de remorquage

Ontleed deze zin (zin in zinsdelen verdelen en alle zinsdelen benoemen):

Taylor schijnt ziek te zijn.

Slide 18 - Question ouverte

Ontleed deze zin (zin in zinsdelen verdelen en alle zinsdelen benoemen):

Met behulp van een spiekbriefje wist ik de antwoorden.

Slide 19 - Question ouverte

Ontleed deze zin(zin in zinsdelen verdelen en alle zinsdelen benoemen):
Een vriend van mij heeft vorige maand een grote muurschildering gemaakt.

Slide 20 - Question ouverte

Ontleed deze zin (zin in zinsdelen verdelen en alle zinsdelen benoemen):

Na een lange schooldag voetballen de leerlingen een uurtje.

Slide 21 - Question ouverte

Ontleed deze zin (zin in zinsdelen verdelen en alle zinsdelen benoemen):

Ik geef hem die natuurlijk.

Slide 22 - Question ouverte

Ontleed deze zin (zin in zinsdelen verdelen en alle zinsdelen benoemen):

Dat meisje wordt later tandarts.

Slide 23 - Question ouverte

Ontleed deze zin (zin in zinsdelen verdelen en alle zinsdelen benoemen):

Vouwen jullie het tafelkleed na het eten op?

Slide 24 - Question ouverte

Ontleed deze zin (zin in zinsdelen verdelen en alle zinsdelen benoemen):

De vriendinnen liepen gezellig met elkaar naar de auto.

Slide 25 - Question ouverte

De bijvoeglijke bepaling
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
  • Verwar een bijvoeglijke bepaling niet met een bijwoordelijke bepaling!


Slide 26 - Diapositive

Bijvoeglijke bepaling

Voorbeeld:
De lange, mooie jongen | kwam | niet.
lange = bijvoeglijke bepaling bij jongen
mooie = bijvoeglijke bepaling bij jongen
Een bijvoeglijke bepaling kan uit meer dan één woord bestaan.

Namen kunnen ook bijvoeglijke bepalingen zijn.
Voorbeeld:
De plaats Zandvoort ligt aan de Nederlandse kust.
Zandvoort = bijvoeglijke bepaling bij plaats
Nederlandse = bijvoeglijke bepaling bij kust




Slide 27 - Diapositive

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.
Zin:
kern
bijvoeglijke 
bepaling
Met
de
nieuwe
vriend
van mijn zus
kan  
ik
goed
opschieten. 

Slide 28 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar het juiste vak.
znw
bijvoeglijke 
bepaling
iets anders
De
leukste
leerlingen
krijgen
morgen
lekkere  
snoepjes.
drie

Slide 29 - Question de remorquage

Grammatica 3: zinsdelen
Snap ik, gaat goed!
Mwah, heb nog wat oefening en/of uitleg nodig..
Waar ging deze les over!? Snap er niks van!

Slide 30 - Sondage

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
  • Huiswerk: leren p. 138-139, 142-143 en 146
  • Meenemen: LAPTOP, leesboek, schrift, pen en boek
  • Programma: grammatica 3: zinsdeelstukken + toets Taalverzorging bespreken

Slide 31 - Diapositive