4.2 lengte en omtrek Nu rekenen 2e editie

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

4.1 Vlakke figuren

4.2 Lengte en omtrek

4.3 Oppervlakte

4.4 Ruimtelijke figuren

4.5 Inhoud

4.6 gemengde opdrachten

Meetkundige figuren

Hoofdstuk 4 Nu rekenen 2e editie

Wanneer gebruik je de omtrek?

Lesdoel

Na deze les weet je:

• weet je wat de begrippen lengte en omtrek betekenen.
• kun je de omtrek berekenen.
• Kun je lengtematen omrekenen
• Ken je de verschillende lengtematen

4.2 Lengte en omtrek

Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte.

De eenheid van lengte is ............

1. vierkante meter (m(2))
2. kubieke meter (m(3))
3. meter (m)
4. geen van allen

4.2 Lengte en omtrek

• De eenheid van lengte is de meter.
• De omtrek van een figuur is de lengte die je om een figuur heen meet

Omtrek is 100+50+100+50=300 meter

Hoe groot is de omtrek van dit voetbalveld?

00:27

Bij de omtrek van een rechthoek tel je de lengte van alle zijden bij elkaar op.

1. Waar
2. Niet waar

Met welke som reken je de omtrek van deze rechthoek uit?

1. 9 + 3 + 9 + 3 =
2. 2 x 9 + 2 x 3 =
3. 18 + 6 =
4. 2 x 3 + 2 x 9 =

Met alle sommen bereken je het goede antwoord!

Kijk naar de afbeelding.
Wat is de omtrek van
deze driehoek?

25 cm

1. 75 cm
2. 62 cm
3. 67 cm
4. 87 cm

00:17

De diameter van een cirkel is de lengte van de rechte lijn die kan worden getrokken tussen twee punten op de cirkel en door het middelpunt hiervan.

1. Waar
2. Niet waar

01:03

π=

π=

ongeveer

1. 2,14
2. 2,15
3. 3,14
4. 3,15

Sleep het woord diameter naar de juiste plek.

Diameter

De omtrek van een cirkel bereken je met

1. omtrek = 3,14 x diameter
2. omtrek = 3,14 x straal

4.2 Lengte en omtrek

• 1 kilometer = 1 x 10 x 10 x 10 = 1000 meter ( 3 stappen dus 3 nullen erbij)
• 1 hectometer = 1 x 10 x 10 = 100 meter (2 stappen dus 2 nullen erbij)
• 1 meter = 1 x 10 x 10 x 10 = 1000 mm (  3 stappen dus 3 nullen erbij )

4.2 Lengte en omtrek

• 10000 decimeter = 1 : 10 :10 = 100 decameter (2 stappen dus 2 nullen eraf)
  
• 250 centimeter = 250 : 10 : 10 : 10 : 10 : 10 = 0,0025 km ( 5 stappen dus 5 nullen eraf)
• 100 centimeter = 100 : 10 : 10 = 1 meter (2 stappen dus 2 nullen eraf)

Hoeveel meter is 6 kilometer?

1. 60
2. 600
3. 6000
4. 60000

20 hm =

Elke stap van groot naar klein is 1 nul erbij. Elke stap van klein naar groot is 1 nul eraf

1. 2000 m
2. 20000 m
3. 200 m
4. 20 m

0,25 km =

Elke stap van groot naar klein is 1 nul erbij. Elke stap van klein naar groot is 1 nul eraf

1. 2,5 m
2. 250 m
3. 25 m
4. 2500 m

3,6 m =

Elke stap van groot naar klein is 1 nul erbij. Elke stap van klein naar groot is 1 nul eraf

1. 36 cm
2. 3600 cm
3. 360 cm
4. 3,6 cm

De diameter van de cirkel is 3 cm

De omtrek van de cirkel =

3,14 (pi) x 3 cm  (diameter) = 9,42 cm (omtrek)

De straal van de cirkel is 1,5 cm

De omtrek van de cirkel =

3,14 (pi) x 3 cm  (diameter) = 9,42 cm (omtrek)

Huiswerk

1. Maak de instaptoets hoofdstuk 4
2. Maak de opdrachten van 4.1 online 
3. Maak de opdrachten van 4.2 online
   
   Je mag een rekenapparaat gebruiken