H4 P3 L1 en L2

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bevolking
Bevolking kan krimpen en groeien.





Slide 2 - Diapositive

Bedenk minimaal 1 voorbeeld hoe een bevolking van een land kan groeien en krimpen.

Slide 3 - Carte mentale

Wat ga je leren: Wat is natuurlijke bevolkingsgroei en hoe ziet die eruit in Duitsland

Slide 4 - Diapositive

bevolkingsgroei
Verandering door natuurlijke en sociale factoren
Natuurlijke bevolkingsgroei= Geboorte en sterfte

Hier kijken we naar de geboortecijfer= aantal geboren per 1000 inwoners.   Geboortecijfer van 7% betekend dat er gemiddeld 7 baby's per 1000 inwoners geboren
En sterftecijfer aantal sterfgevallen per 1000 inwoners
Meer geboren = Geboorteoverschot
Meer sterfte = sterfteoverschot


Slide 5 - Diapositive

Als er een geboorteoverschot is dan:
A
overlijden er meer mensen dan dat er worden geboren
B
Overlijden er minder mensen dan dat er worden geboren

Slide 6 - Quiz

Is er door corona een geboorte of sterfte overschot?
A
Geboorteoverschot
B
Sterfteoverschot

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Duitsland amper bevolkingsgroei waarom?
1. Vergrijzing= De toename van het aandeel ouderen in de bevolking

Vergrijzing ontstaat door: Ouder worden want betere zorg en voedsel
2. Ontgroening: Steeds minder jonge mensen.
Minder baby's want anticonceptie en andere prioriteiten

Slide 9 - Diapositive

Hoe noemen we het wanneer het aandeel ouderen van de bevolking toeneem?
A
veroudering
B
vergrijzing
C
Ontgroening
D
Ontgrijzing

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Hoe noemen we het wanneer het aandeel jongeren van de bevolking afneemt?
A
Veroudering
B
Vergrijzing
C
Ontgroening
D
Ontgrijzing

Slide 12 - Quiz

Sociale bevolkingsgroei
Migratie= Het verhuizen van het ene woongebied naar het andere woongebied

Vestigingsoverschot=
Meer mensen vestigen dan vetrekken

Vertrekoverschot= Meer mensen vetrekken dan vestigen

Slide 13 - Diapositive

Heeft Mexico een vestigingsoverschot of vertrekoverschot
A
Vestigingsoverschot
B
Vertrekoverschot

Slide 14 - Quiz

Heeft de VS een vestigingsoverschot of vertrekoverschot
A
Vestigingsoverschot
B
Vertrekoverschot

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Zuid en West Duitsland en Berlijn
Vestigingsoverschot.
Veel banen
Maar ook meer te doen want betere economie dus meer te doen meer voorzieningen meer winkels

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Welkom
Doe mee met je eigen naam

Slide 19 - Diapositive

Wat moet je leren?
Teams, bestanden

Slide 20 - Diapositive

Duitsland: Veel verschillen
Oost-Duitsland
De bevolking neemt af in 

- In het oosten: Werkloosheid
Oude fabrieken uit de tijd van de
Sovjet-Unie failliet
- in het westen waren wel bedrijven 
- Ook mensen weg bij stutgard (O)(Ruhrgebied)
Hier sloten veel steenkoolmijnen en fabrieken 

Slide 21 - Diapositive

Kenmerken vertrekgebieden
Vertrekgebieden: Veel vergrijzing (jongeren trekken weg)
Maar ook grote werkloosheid want voorzieningen verwijden (winkels kantoren etc sluiten)

Hierdoor veel huizen leeg en is er meer ruimte, lage huizenprijzen(voordeel) want niemand wilt er wonen want geen baan en geen voorzieningen zoals hippe winkels.

Slide 22 - Diapositive

Kenmerken vestigingsgbieden
Gebieden met vestigingsoverschot (Geen vergrijzing) Hier komen veel jongeren en jonge gezinnen te wonen

Weinig huizen leeg en hoge huizenprijzen (nadeel): Er willen veel mensen hier een huis

Weinig werkloosheid en veel voorzieningen (winekls etc)

mensen zijn hier rijker

Slide 23 - Diapositive

Waar zou jij willen wonen?

In een vertreksgebied is of in een gebied waar een vestigingsoverschot is
Vertrek
Vestiging

Slide 24 - Sondage

Slide 25 - Diapositive

West Duitsland
Oost Duitsland

Slide 26 - Diapositive

Vertrekgebied
Vertrekgebied
Vestigingsgebied
Vergrijzing
Vergrijzing
Jonge bevolking

Slide 27 - Question de remorquage

Slide 28 - Question de remorquage

Wat is geen kenmerk van een vestigingsgebied
A
Weinig werkloosheid
B
Hoge Huizenprijzen
C
Minder vergrijzing
D
Lege huizen

Slide 29 - Quiz