3.3 Zwoegen en zweten



Geschiedenis
Introductie
3.3 Zwoegen en zweten
Geschiedenis
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon



Geschiedenis
Introductie
3.3 Zwoegen en zweten
Geschiedenis

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen welke gevolgen de industrialisatie voor de arbeiders had.

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag? 
- Controleren huiswerk
- Herhalen § 3.1 
- § 3.2 Zwoegen en zweten
- Controlevragen 
- Zelfstandig werken 
- Eventuele video 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Er komen herhalingsvragen aan
Pak je Chromebook!

Slide 5 - Diapositive

Thorbecke
A
liberaal
B
socialist
C
katholiek
D
protestant

Slide 6 - Quiz

Uit welke landen bestond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
A
Nederland en Duitsland
B
Nederland, België en Duitsland
C
Nederland en België
D
Nederland, België en Luxenburg

Slide 7 - Quiz

Waarom wilde België onafhankelijk worden?
A
In het noorden spraken mensen Nederlands, in het zuiden Frans en Vlaams
B
De koning trok de Nederlanders voor
C
De meeste Belgen waren katholiek en de meeste Nederlanders protestant
D
De Belgen zeggen friet en de Nederlanders patat dat zorgde voor ruzie

Slide 8 - Quiz

Wat was Willem I niet?
A
Kanalenkoning
B
Koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
C
Zoon van stadhouder Willem van Oranje
D
Koning van Frankrijk

Slide 9 - Quiz

Waarom is Willem II bekend?
A
Hij werd in één nacht van conservatief liberaal
B
Hij was zowel conservatief als liberaal
C
Hij was zijn hele leven een liberaal
D
Hij was zijn hele leven een conservatief

Slide 10 - Quiz

Einde vragen
Chromebook mag weg! Tafel leeg

Slide 11 - Diapositive

Begrippen 3.3 
  • Industriële revolutie
  • Urbanisatie
  • Kinderarbeid 

Slide 12 - Diapositive

3.2 Zwoegen en zweten 

Slide 13 - Diapositive

Werkomstandigheden
  • Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende band)
  • Lange werkdagen (14 uur per dag)
  • Gevaarlijk
  • Geen enkel recht
  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)
  • Vrouwen moeten meewerken

Slide 14 - Diapositive

Ook kinderarbeid

  • Goedkope arbeidskrachten

  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan

  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 15 - Diapositive

Gevolgen van de industrialisatie

  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.

  • Arbeiders trekken naar de stad: urbanisatie

  • Steden groeien erg snel

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Arme wijken worden verbeterd
  • door de overheid:
  • ophalen huisvuil
  • bestrating van wegen
  • uitbaggeren/demping van vieze grachten
  • aanleg riolering en waterleiding
  • betere woningen
  • inentingen

Slide 18 - Diapositive

Waarom doet de overheid dit?
  • Rijke mensen zijn bang dat de arme mensen ze ziek maken.....

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Opdracht verdwenen beroepen 
1) Welk beroep denk je te zien? 

2) Waarom is dit beroep verdwenen? 

Slide 21 - Diapositive

Verdwenen beroepen 1

Slide 22 - Question ouverte

Verdwenen beroepen 2

Slide 23 - Question ouverte

Verdwenen beroepen 3

Slide 24 - Question ouverte

Verdwenen beroepen 4

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Verdwenen beroepen 5

Slide 27 - Question ouverte

Verdwenen beroepen6

Slide 28 - Question ouverte

Verdwenen beroepen 7

Slide 29 - Question ouverte

Verdwenen beroepen 8

Slide 30 - Question ouverte

Verdwenen beroepen 9

Slide 31 - Question ouverte

Er komen herhalingsvragen aan!
Check vragen

Slide 32 - Diapositive


Hoe komt het dat sommige beroepen van vroeger nu niet meer bestaan?

A
De mensen vonden het niet meer leuk.
B
De beroepen waren niet meer nodig.
C
De mensen wisten niet meer hoe ze het moesten doen.

Slide 33 - Quiz


Sommige beroepen zijn veranderd, denk maar aan het beroep van de letterzetter. Wat zorgde voor de verandering van die beroepen?
A
De mensen konden gebruikmaken van machines.
B
Het beroep werd voor een deel geautomatiseerd.
C
Er werd steeds meer gebruikgemaakt van computers.

Slide 34 - Quiz


In Nederland is kinderarbeid in de wet verboden. Hoe wordt die wet ook wel genoemd?
A
Het Kinderwetje van Johannes de Wit
B
Het Kinderwetje van Jacob Jan Cremer
C
Het Kinderwetje van Van Houten

Slide 35 - Quiz

Wat betekent het woord 'urbanisatie'?
A
Dat mensen van de stad naar het platteland trekken.
B
Dat mensen van het platteland naar de stad trekken.
C
Dat mensen minder belasting gaan betalen.
D
Dat mensen heel trots zijn op hun stad.

Slide 36 - Quiz

Hoe woonden de arbeiders in de negentiende eeuw?
A
Slecht, ze woonden namelijk in de fabrieken
B
Goed, ze woonden in mooie grote huizen
C
Goed, ze woonden in mooie rijtjeshuizen met riolering en waterleidingen
D
Slecht, het waren kleine huizen zonder riolering of waterleidingen.

Slide 37 - Quiz

Waarom doet het stadsbestuur pas erg laat iets aan de snelle verspreiding van ziektes?
A
Er stierven teveel mensen in de stad Amsterdam, hierom moest er iets aan gedaan worden
B
Er werd helemaal niets gedaan door het bestuur
C
Ook de rijken raakte besmet en stierven, deze zette het bestuur onder druk om iets te doen
D
Uit de goedheid van hun hart, ze wilden namelijk de arme mensen helpen

Slide 38 - Quiz

Zelfstandig werken § 3.3 
Rood = totale stilte
Oranje = zachtjes onderling overleggen
Groen = normale werk situatie 

Maken: A. Dit weet je al en B. Opdrachten
Overslaan: B. Opdrachten, vraag 5 en C. Dit weet je nu.
timer
10:00

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo