Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Herzlich Willkommen
Slide 1 - Diapositive
Startopdracht
Maak de opdrachten op het blad (het liefst zonder boek).
timer
5:00
Slide 2 - Diapositive
Check startopdracht
wir sind - wij zijn
Sie sind - zij zijn
Ich bin - ik ben
Du bist - jij bent
Ihr seid - jullie zijn
Er ist - hij is
Slide 3 - Diapositive
Check startopdracht
a. du bist
b. er ist
c. ihr seid
d. sie sind
e. wir sind
f. sie ist
Slide 4 - Diapositive
Check startopdracht
a. Ich bin sehr stark.
b. Meine Mutter ist superlustig.
c. Meine Schwestern sind total frech.
d. Mein Bruder ist sehr geduldig.
e. Meine Eltern sind nicht streng.
f. Wie bist du?
g. Wie sind deine Haare?
h. Ihr seid gar nicht lieb!
Slide 5 - Diapositive
Programm
Startopdracht
Kontrolle Aufgaben 5 t/m 8
Aufgaben Hören
Uitleg gebruik 'du' en 'Sie'
Aufgaben machen
Abschluss
Slide 6 - Diapositive
Lernziele
Ik kan een eenvoudig radio-interview over familie begrijpen.
Ik weet wanneer ik iemand aanspreek met 'du' en met 'Sie'.
Slide 7 - Diapositive
Kontrolle Aufgaben 5 t/m8
Controleer je werk met een andere kleur pen!
Slide 8 - Diapositive
Kontrolle Hausaufgaben
Oplossing: drei Kinder
Slide 9 - Diapositive
Aufgabe 6
1 die Oma die Omas
2 der Vater die Väter
3 die Freundin die Freundinnen
4 die Schwester die Schwestern
5 der Junge die Jungen
6 der Cousin die Cousins
7 der Freund die Freunde
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Sprechen
Oefen, met je buurman, de zinnetjes van Aufgabe 5.
Je voert het gesprek 2 keer: een keer met Rolle A en een keer met Rolle B.
timer
2:00
Slide 13 - Diapositive
Hören (Seite 40)
Aufgabe 10
Slide 14 - Diapositive
Hören (Seite 41)
Aufgabe 11
Slide 15 - Diapositive
Oskar (Aufgabe 12)
Wat betekent 'du'?
Wat betekent 'Sie'?
Slide 16 - Diapositive
du oder Sie?
Duitsers zijn afstandelijker dan Nederlanders. In Duitsland spreek je mensen niet snel aan met 'du'. Leerlingen zeggen altijd 'Sie' tegen hun docenten. Op veel scholen spreken docenten leerlingen van 16 jaar en ouder ook aan met 'Sie'.
Slide 17 - Diapositive
du oder Sie?
Tegen wie zeg je 'du':
alle familieleden (incl. opa, oma, etc.)
goede vrienden en kennissen
jongeren tot 16 jaar
God
Tegen alle andere personen zeg je 'Sie'.
Slide 18 - Diapositive
du oder Sie?
Tegen wie zeg je 'du':
alle familieleden (incl. opa, oma, etc.)
goede vrienden en kennissen
jongeren tot 16 jaar
God
Tegen alle andere personen zeg je 'Sie'.
- opa
- de kassamedewerker in de supermarkt
- je klasgenoot
- je oom
- de kapper
- de tandarts
Slide 19 - Diapositive
An die Arbeit!
Wat: Aufgabe 12 (blz. 41) + blad leesopdrachten
Wie: alleen
Hoe: in stilte. Heb je een vraag? Steek je vinger op!
Hulp: Heb je een vraag? Steek je vinger op!
Klaar? Leer het linkerrijtje (broer t/m ouders) van de Lernliste N-D op blz. 64