HV1 - werkwoordspelling module 1 Kern

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

HV1

werkwoordspelling 

H27, H28, H29 en H7

FRO

Vooraf
Ik vind werkwoordspelling...

1. heel gemakkelijk
2. gemakkelijk
3. moeilijk
4. heel moeilijk

Wat is je inschatting?
Van de 12 vragen heb ik er ...

1. 11 of 12 goed
2. 9 of 10 goed
3. 7 of 8 goed
4. er 6 of minder goed

Toelichting

• Stel altijd als eerst de vraag: is het de PV JA of NEE?
  
• Zo ja: is het tt of vt?
• Bij tt: bepaal m.b.v. het onderwerp of je de ik-vorm, de ik-vorm+t of de wij-vorm moet noteren
• Bij vt: gebruik bij zwakke werkwoorden 't ex-kofschip
• Is het geen pv, noteer dan het voltooid deelwoord of het onvoltooid deelwoord
• Sommige werkwoorden zijn onregelmatige werkwoorden of komen uit het Engels

1. Het hondje (luisteren) na die puppycursus veel beter.

1. luister
2. luistert
3. luisterdt
4. luisterd

2. Mijn broer (aanvaarden) zijn nieuwe functie niet.

1. aanvaard
2. aanvaart
3. aanvaardt
4. vaart aan

3. De dief werd door een agent (achtervolgen).

1. achtervolgd
2. achtervolgt
3. achtervolgdt
4. achtergevolgd

4. Noteer de werkwoorden:
(Worden) je oma binnenkort door je opa (verrassen)?

5. Ik geloof niets van wat je me daar (vertellen).

1. verteld
2. vertelt
3. verteldt
4. vertel

Sterk werkwoord

Zwak werkwoord

Onregelmatig werkwoord

fluiten

bedoelen

lijken

antwoorden

denken

slapen

koken

mixen

mogen

hebben

7. Jij (zullen) toch naar mijn wedstrijd komen kijken?

1. zouw
2. zau
3. zulde
4. zou

8. Noteer de werkwoorden
Door de tuin (wandelen) (zoeken vt) ik naar verschillende vogels.

Engelse werkwoorden juist gespeld

Engelse werkwoorden onjuist gespeld

geüpload

hij fixte

hij stresste

wij dateten

Lia downloadde

zij switchtten

ik smashde

opa grillde

10. Mijn vader (deleten vt) per ongeluk
al zijn bestanden.

1. delete
2. deletet
3. deletete
4. deleteten

11. In welke tijd staat deze zin?
Tijdens de zomervakantie heeft mijn moeder veel met de buurvrouw gekletst.

1. ott
2. vtt
3. ovt
4. vvt

12. Verander deze zin van bedrijvende in lijdende vorm.
Morgen verzorgt mijn oma de tuin van de buren.

De tuin van de buren wordt morgen door mijn oma verzorgd.

Mijn inschatting aan het begin van de LessonUp klopte.

1. Ja
2. Nee

Ik moet nog wat extra oefenen.

1. Ja, best veel
2. Ja, bepaalde hoofdstukken
3. Ja, om alles nog even te herhalen
4. Niet echt, maar ik doe het toch.