Sterke werkwoorden tegenwoordige tijd quiz

Sterke werkwoorden
quizzen
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Sterke werkwoorden
quizzen

Slide 1 - Diapositive

Schrijf de uitgangen onder elkaar op van de sterke werkwoorden

Slide 2 - Question ouverte

Vul de juiste vervoeging in:
Sie....... eine Hose.
A
tragt
B
trägt
C
traget
D
trägst

Slide 3 - Quiz

Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert
A
a ->ä
B
a-> i
C
er verandert niets

Slide 4 - Quiz

Wat is de goede vervoeging?
Du...
A
fahrst
B
fährt
C
fährest
D
fährst

Slide 5 - Quiz

Vul de goede vervoeging in.
Er...
A
fallt
B
fält
C
fällt
D
vällt

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in.
Mein Onkel .......... gut Deutsch
A
lest
B
list
C
leset
D
liest

Slide 7 - Quiz

Du ........... jetzt mein Gesicht.
A
sehst
B
siehst
C
siehts
D
sieht

Slide 8 - Quiz

Du ......... mir ein Geschenk.
A
gebst
B
gibst
C
gibt
D
gebest

Slide 9 - Quiz

Meine Tante ........... uns mit.
A
nimmt
B
nihmt
C
nehmt
D
nimt

Slide 10 - Quiz

Bij welke 2 sterke werkwoorden met een 'e' in de stam vindt er geen e/i- wissel plaats?
A
sehen, geben
B
stehen, lesen
C
stehen, gehen
D
gehen, sehen

Slide 11 - Quiz