Discussieren, overtuigen en vragen stellen

Discussieren, overtuigen en vragen stellen

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
CommunicatieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Discussieren, overtuigen en vragen stellen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Leerdoelen
Je kan een discussie voeren
Je kan tijdens een discussie goede argumenten opvoeren
Ja kan de ander overtuigen
Je kan je mening bijstellen
Ja kan verhelderende vragen stellen 

Slide 3 - Diapositive

Discussie
Tegengestelde meningen of belangen
Argumenten vanuit kennis of mening
Doel: mening vormen of een actie

Slide 4 - Diapositive

Stelling
Concrete zin met mening of maatschappelijk onderwerp
Helder geformuleerd 
In actieve taal geformuleerd

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden stellingen

  • Het illegaal downloaden van muziek en films moet harder worden aangepakt
  • Ouders moeten zelf betalen voor schoolboeken
  • De basisbeurs voor studenten moet blijven bestaan
  • Nederland moet haar ontwikkelingshulp terugbrengen naar het Europees gemiddelde
  • Er moet een internettaks komen om kranten te helpen
  • De pensioengerechtigde leeftijd moet omhoog
  • Vrijheid van meningsuiting moet onbegrensd zijn voor politici

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Drogredenen (niet doen!)

Een drogreden is een redenering die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt. Ze komen vaak voor, maar worden zelden herkend. Door drogredenen te herkennen en te ontmaskeren voorkom je dat je bedonderd wordt door een sluwe debater.

Voorbeeld: 
  • Een voorbeeld van een drogredenering is ‘Mijn oma dronk elke dag wijn en zij is 100 geworden, dus alcohol is helemaal niet gevaarlijk’. 
  • Natuurlijk had ik er een reden voor want anders had ik het niet gedaan

Slide 8 - Diapositive

Overtuigen
De ander overhalen om te doen wat jij adviseert of zegt: 
  • overtuigen werkw.
Uitspraak: [ovərˈtœyxə(n)]
Afbreekpatroon: over·tui·gen
Vervoegingen: overtuigde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen: heeft overtuigd (volt.deelw.)

met argumenten bereiken dat (iemand) gelooft dat iets is zoals je het voorstelt
Voorbeeld: `overtuigend bewijs` (NL woordenboek


Slide 9 - Diapositive

Overtuigen
1) Aanraden 2) Bekeren 3) Bewijzen 4) De juistheid doen inzien 5) Doen geloven 6) Doen inzien 7) Doordringen 8) Iemand zijn ongelijk doen inzien 9) Nagaan 10) Ompraten

Slide 10 - Diapositive

Probeer ji wel eens iemand te overtuigen?
ja, vaak genoeg
soms
nee, doe ik niet aan

Slide 11 - Sondage

Opdracht (max 30 min)
  • Maak in drietallen een stelling over een onderwerp waar je goed argumenten bij kunt vinden
  • Werk in je drietal minimaal drie argumenten "voor" uit en drie argumenten "tegen.
  • Bereid een discussie voor door je in te lezen in het onderwerp en maak vijf vragen die je aan de rest van deklas kunt stellen tijdens het debat
  • Presenteer je stelling (zonder voor- of tegenargumenten aan de klas.
  • De klas bereidt zich voor op het debat door zich te verdiepen in het onderwerp
  • De komende twee weken gaan we twee debatten per les voeren

Slide 12 - Diapositive

Les 19 januari (lagerhuis)
  • Stelling groepje Aya, Medjury, Alisar, Sawsan
  • Stelling groepje Chiara, Marlotte, Aafke, Welmoed
  • Stelling groepje Even, Lena en Kelly

Slide 13 - Diapositive

Les 26 januari(over de streep)
  • Stelling groepje Eliz, Samantha, Jantine

  • Stelling groepje Kim, Jort, Destyno

Slide 14 - Diapositive

  • Huiswerk: 
  • Maak voor de stellingen die we de volgende les gaan behandelen minimaal 3 argumenten voor de stelling en minimaal 3 argumenten tegen. 
  • Voorafgaand aan de discussie word je verdeeld in voor/tegen
  • Denk aan goede argumenten!! (verdiep je in het onderwerp)

Slide 15 - Diapositive