Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
H3 De Romeinen
3.1 De verovering van een groot rijk
3.2 Leven in het Romeinse Rijk
3.3 De Grieks-Romeinse cultuur
3.4 Christendom in het Romeinse Rijk
3.5 Chronologie
Slide 1 - Diapositive
3.4
De opkomst van het christendom
Slide 2 - Diapositive
Deze les
Korte terugblik op paragraaf 3.3
Uitleg paragraaf 3.4 'Christendom in het Romeinse Rijk':
het christendom als verboden godsdienst
Maken van de opdrachten van paragraaf 3.4
Slide 3 - Diapositive
Terugblik
Korte terugblik op paragraaf 3.3 a.d.h.v. meerkeuzevragen
Slide 4 - Diapositive
Welk van de onderwerpen hebben de Romeinen NIET van de Grieken overgenomen?
A
De boogconstructies
B
De zuilen
C
God van de oorlog
D
Wetenschap
Slide 5 - Quiz
Wie was geen Romeinse staatsgod?
A
Juno
B
Jupiter
C
Mars
D
Hera
Slide 6 - Quiz
Wat betekent tolerantie?
A
Onaardig zijn
B
In veel goden geloven
C
Verdraagzaamheid
D
In een god geloven
Slide 7 - Quiz
De Grieks-Romeinse cultuur noemen we ook wel:
A
Klassieke cultuur
B
Oude cultuur
C
Helleense cultuur
D
Geromaniseerde cultuur
Slide 8 - Quiz
Hadden alle Romeinen het burgerrecht?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Het overnemen van de Grieks-Romeinse cultuur door andere volkeren noemen we:
A
Pax Romana
B
Romanisering
C
Vergrieksing
D
Hellenisering
Slide 10 - Quiz
P3.4 Leerdoelen
Je kunt met voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen monotheïstische en polytheïstische godsdiensten.
Je kunt uitleggen hoe het christendom ontstond en de belangrijkste kenmerken noemen van de christelijke geloofsleer.
Je kunt uitleggen hoe het christendom zich in de late oudheid ontwikkelde.
Slide 11 - Diapositive
Wat weet jij eigenlijk van het christendom?
Slide 12 - Carte mentale
Joden in het Romeinse Rijk
De Romeinen hadden Judea (Israël/Palestina) onderworpen in 63 v.C.
In 6 n.C. maakten de Romeinen van Judea een Romeinse provincie.
Joodse bevolking moest hoge belastingen betalen en werd veel beledigd.
Veel Joden hoopten daarom op de beloofde Messias.
Slide 13 - Diapositive
Veel Joden hoopten op de Messias. Maar wat betekent dat eigenlijk?
A
Een nog betere voetballer dan Messi
B
Een nieuwe Romeinse keizer
C
Hun god
D
De verlosser (van het joodse volk)
Slide 14 - Quiz
Joodse opstanden
In 66 n.C. brak in Jeruzalem de eerste grote Joodse opstand uit.
Na vier jaar, in 71 n.C. sloegen de Romeinen onder Titus de opstand neer.
De Romeinen verwoestten de Joodse tempel in Jeruzalem.
In 135 n.C. brak een tweede Joodse opstand uit.
Jeruzalem werd een Romeinse stad waar joden niet meer mochten komen.
Slide 15 - Diapositive
Romeinen verjagen joden
Waarom?
Veel joden werden vermoord, weggejaagd of als slaaf afgevoerd.
Gevolg:
Joden kwamen in het hele Romeinse rijk en daarbuiten terecht.
Gevolg:
De joden bouwden overal synagogen.
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Het begin van het christendom
Volgens overleveringen trok Jezus van Nazareth rond 30 n.C. door Judea.
Verhalen over Jezus zijn na zijn dood door zijn aanhangers opgeschreven.
Volgens de verhalen was Jezus een joodse prediker/Rabbi
Hij predikte over naastenliefde en zorgen voor zwakke medemensen. Hij zei dat hij de zoon van de enige ware God was.
Volgens de Romeinen was Jezus een opstandeling.
Jezus werd gearresteerd na aandringen van Joodse religieuze leiders en gekruisigd.
Slide 19 - Diapositive
Jezus van Nazareth
Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.
Jezus krijgt veel aanhangers.
De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.
Slide 20 - Diapositive
Christenvervolging
Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk!
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god,
en dat is niet de Romeinse keizer!
De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Om voor elkaar (maar niet voor de Romeinen!) herkenbaar te zijn, gebruikten christenen symbolen. Zo tekenden ze bijvoorbeeld een ichthus (vis) in het zand om hun geloof aan andere christenen kenbaar te maken. Als er dan een Romein in de buurt was, konden ze het symbool weer eenvoudig wissen.
Hoewel de naam ichthus, vis betekent, is het ook een afkorting van de eerste letters van: Jezus Christus, Gods zoon, (en / de) Redder, in het Grieks.
Slide 21 - Diapositive
Het begin van het christendom
De volgelingen van Jezus geloofden dat hij was gestorven om de mensen te verlossen van hun zonden.
Na drie dagen uit de dood opgestaan (Pasen).
Hemelvaart.
Het aantal aanhangers groeide en er kwamen ook niet-joden bij.
Christus (Griekse vertaling Messias) was de zoon van God.
Christus zou alle mensen verlossen.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
In welk boek staan de verhalen over het leven van Jezus Christus
A
De Thora
B
Het Nieuwe Testament
C
De brieven van de apostelen
D
Het Oude Testament
Slide 24 - Quiz
Het leven van Jezus in 'christelijke dagen'
Goede Vrijdag
Pasen
Hemelvaart
Kerst
Slide 25 - Question de remorquage
P3.4 Leerdoelen
Je kunt met voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen monotheïstische en polytheïstische godsdiensten.
Je kunt uitleggen hoe het christendom ontstond en de belangrijkste kenmerken noemen van de christelijke geloofsleer.
Je kunt uitleggen hoe het christendom zich in de late oudheid ontwikkelde.
Slide 26 - Diapositive
Een verboden godsdienst
Christelijke predikers reisden door het Romeinse rijk om mensen tot het christendom te bekeren.
Het christendom werd een populaire godsdienst.
- Het beloofde een beter leven na de dood
- Voor God was iedereen gelijk
De eerste aanhangers waren dan ook vooral armen, slaven en vrouwen!
Slide 27 - Diapositive
Een verboden godsdienst
Joden en christenen weigerden de keizer en staatsgoden te vereren.
De joden vormen een kleine groep en werden daarom niet als bedreiging van de staat gezien.
De christenen wel! Die waren ook actief bezig met 'bekeren'
Slide 28 - Diapositive
Een verboden godsdienst
In de 3e eeuw n.C. had het Romeinse rijk veel last van oorlogen, honger en ziektes.
Keizers geloofden dat de staatsgoden de staat niet meer beschermden
Wat veroorzaakte de problemen?
Christenen kregen de schuld van alle problemen.
Het christendom werd verboden en duizenden christenen werden opgepakt, gemarteld en vermoord.
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Rond het jaar 100 schreef de Romeinse historicus Tacitus:
‘In 64 was er een grote brand: de helft van Rome
brandde af. Al gauw werd verteld dat keizer Nero
de brand had laten aansteken, omdat hij ruimte nodig
had voor een nieuw paleis. Daarom gaf Nero de
christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen.
Zo kregen zij beestenvellen aangetrokken om door
wilde honden verscheurd te worden, of ze werden
gekruisigd, of ze werden door vuur gedood: aan het
eind van de dag werden ze aangestoken om te dienen
als straatverlichting.’
Slide 31 - Diapositive
Christenvervolging
Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk!
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god,
en dat is niet de Romeinse keizer!
De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Keizer Nero was één van de felste tegenstanders van de christenen. Hij gaf hen de schuld van de grote brand van Rome (die hij vermoedelijk zelf had laten stichten) en liet hen op de meest gruwelijke manieren aan hun eind komen.
Dit is een schilderij uit de 19e eeuw: Nero kijkt naar het lichaam van een christen die zojuist om het leven is gebracht.
Slide 32 - Diapositive
0
Slide 33 - Vidéo
Keizer Constantijn
Keizer Constantijn krijgt bij een veldslag een droom:
hij ziet een christelijk symbool in de lucht en hoort de boodschap: 'in dit teken zult gij overwinnen'
Hij besluit dat alle manschappen het teken op een schild schilderen
Slide 34 - Diapositive
https:
Slide 35 - Lien
Van verboden godsdienst naar staatsgodsdienst
In 313gaf keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid: Christenen mochten vanaf nu openlijk met hun godsdienst bezig zijn.
In 380benoemde keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst.
Twaalf jaar later (391) werden alle andere godsdiensten verboden, behalve het jodendom: einde van de godsdienstige verdraagzaamheid.
Slide 36 - Diapositive
Een nieuwe staatsgodsdienst
De rooms-katholieke kerk verdeelde het rijk in kerkprovincies, onder leiding van een bisschop.
De paus, de bisschop van Rome, werd de leider van de kerk.
De paus bepaald wie er als heilige mag worden vereerd.
Slide 37 - Diapositive
Aan de slag!
Maak de opdrachten van paragraaf 3.4
Slide 38 - Diapositive
Koninkrijk?
De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.
En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst.
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Dit heet: monotheïsme (monos=enkel, theos=god).
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god). Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.