Theme 3 - Herhaling van alle Grammar

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Theme 3

Herhaling van alle grammatica

Hoe ziet de toets eruit?

- Stones vertalen
- Kleine schrijfopdracht met behulp van de Stones
- Woordjes vertalen
- Grammatica opgaven
- Korte leestekst

Welke grammatica zit er in?

- Grammar 7: Relative clauses (who/which/that)
- Grammar 8: Passive (is painted, was taken)
- Grammar 9: Both, neither, either, every, none, enz.

Grammar 7:

Relative Clauses

Relative Clauses? 

Klinkt ingewikkeld, maar zijn kleine extra zinnen binnen een zin die je gebruikt om wat extra informatie te geven. Bijvoorbeeld:

"The thief who robbed an old lady was sent to jail."
"This chair, which is quite old, belong to my grandfather."
"Marvin, whose bike was stolen, had to walk home."

Welke woorden gebruik je?

- Who (bij personen)
- Which (bij dieren en dingen)
- That (bij personen, dieren en dingen) = informeler 

En soms: 
- Whose (betekent "van wie" / "wiens")
"There is the girl whose bike was stolen."

Waar moet je op letten?

 - Soms kun je who/which/that weglaten als de bijzin essentieel 
  is om te begrijpen over wie het gaat. 

"This is the suspect (who) the police arrested yesterday."
"Here is the hat (which) I bought in New York."

Waar moet je op letten? (2)

- Soms geeft een bijzin alleen wat extra informatie. Dan gebruik 
   je who/which/whose. Zo'n bijzin staat altijd tussen komma's.

"My aunt, who is really nice, lives in Manchester."
"The wedding, which was awesome, ended with a huge party."
"Johnny, whose mother is an actress, loves theatre."

Even oefenen

1. Yesterday, I saw a car _____ was really old.

1. who
2. which
3. whose
4. x (niks)

2. That is the man _____ house is on fire!

1. who
2. which
3. whose
4. x (niks)

3. The book _____ you gave me is great!

1. who
2. which
3. whose
4. x (niks)

4. A dolphin is a mammal _____ lives in the sea.

1. who
2. which
3. whose
4. x (niks)

5. Mandy is the girl _____ I met on Friday.

1. who
2. which
3. whose
4. x (niks)

Grammar 8:

Passive

Passive?

- Is in het Nederlands de "lijdende vorm". Het lijdend voorwerp
   wordt het onderwerp van de zin. Bijvoorbeeld:

Active: "Someone broke our kitchen window."
Passive: "Our kitchen window was broken (by someone)."

Wanneer gebruik je het?

- Als het niet/minder belangrijk is wie iets doet. Bijvoorbeeld,
  je verkoopt je huis en iemand vraagt wanneer het voor het 
  laatst geschilderd is: 
  "The house was painted in 2018". 

- Door wie is hier niet belangrijk (by me, by my dad, enz.)
  

Hoe maak je de Passive?

- Je maakt de passive door een vorm van "to be" + het voltooid
   deelwoord te gebruiken (de -ed vorm / 3e rijtje). 

  "The dog was walked (by my brother)."
  "The grass is mowed (by my dad)."
 
Maar hoe weet je welke vorm van to be? 

Welke vorm?

Je gebruikt altijd de vorm waarin de zin al staat. Bijv. is het tegenwoordige tijd? Dan wordt de "to be" vorm dat ook.

- I walk the dog                    The dog is walked (by me)
- He cleans the house      The house is cleaned (by him)
- I walked the dog.              The dog was walked (by me)
- He walked the dog.         The dog was walked (by him)

De passive kun je
maken voor elke tijd, 
maar voor de toets
moet je de present
simple en past simple
vorm kunnen maken

Even oefenen:

6. The teacher corrected the mistakes.
-> The mistakes _____ by the teacher.

1. was corrected
2. were corrected
3. is corrected
4. are corrected

7. Last night, we packed a suitcase.
-> Last night, a suitcase _____ by us.

1. is packed
2. are packed
3. was packed
4. were packed

8. Jake switches on the machine.
-> The machine _____ on by Jake.

1. is switches
2. are switches
3. is switched
4. are switched

9. Tom ate five hamburgers.
-> Five hamburgers _____ by Tom.

1. was eated
2. were ate
3. was ate
4. were eaten

10. Oliver feeds the dog.
-> The dog _____ by Oliver.

1. is feeds
2. is feeded
3. is fed
4. are fed

Grammar 9:

Both, either, neither, all, each, every, none

Wanneer gebruik je wat?

- Both (beide), either (één van beide), neither (geen van beide)  
       = bij twee personen, dieren of dingen. 
- Each (elke)
       = bij twee of meer personen, dieren of dingen
- All (alle), every (iedere), none (geen van allen)
       = bij meer dan twee personen, dieren of dingen

Waar moet je op letten?

- De betekenis van de zin. Dit stukje grammatica is bijna meer
   woordenschat dan grammar. 
- Let vooral op: 
      "I would like to watch either Harry Potter or James Bond"
      "I would like to watch neither Harry Potter nor James Bond
  

Even oefenen

11. _____ kids wanted the pink icecream.

1. Both
2. Either

12. _____ of our two cats liked the special cat food.

1. None
2. Neither

13. There is a bus ____ two hours.

1. every
2. each

14. _____ of those ten answers are right.

1. Neither
2. None

15. _____ my uncle nor my aunt could come to the party.

1. Either
2. Neither

Rest van deze les:

- Oefen met de grammatica van Theme 3
   -> Stepping Stones opdrachten E & J
- Oefen met herhaling/verrijking Theme 3
   -> Herhaling > Opdracht 3, 4 en 5 gaan over grammatica
- Slim Stampen -> Grammar 7, 8, 9
- Leer de woordjes / Stones van Theme 3
   -> Of overhoor degene naast je