Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 20 min
Éléments de cette leçon
ALL, EVERY, EACH
Slide 1 - Diapositive
All, every, each
Slide 2 - Diapositive
ALL, EVERY & EACH
All gebruiken we als we het hebben over een hele groep. We gebruiken all altijd samen met een meervoudsvorm.
All + meervoudsvorm
We went to all the sights in the city
I like all flavours of ice cream
All boys and girls must report to the principal.
All fruit has gone bad.
Slide 3 - Diapositive
ALL, EVERY & EACH
Everygebruik je als je het hebt over mensen, dieren of dingen die samen een groep vormen. Na every komt altijd een enkelvoudsvorm.
Every + enkelvoudsvorm
Every sight was interesting
Every book there I have read.
Every gebruiken we bij aantallen van 3 of meer.
Slide 4 - Diapositive
ALL, EVERY & EACH
Each gebruik je als het hebt over mensen, dieren of dingen afzonderlijk. Elk op zich of per individu. We gebruiken each altijd samen met een enkelvoudsvorm.
Each + enkelvoudsvorm
We wanted to spend an hour at each sight.
Each house has been painted white.
Each of them has done their job
We gebruiken each bij aantallen van 2 of meer.
Slide 5 - Diapositive
ALL, EVERY & EACH
Samenvatting:
All -> groep (meervoud: alle)
Every -> alle leden van een groep (enkelvoud: elke, bij 3 of meer)
Each -> individuen (enkelvoud: elke apart, bij 2 of meer)