NM Bevolking en ruimte in Nederland

Bevolking en Ruimte
Leerdoelen
H1 Nederland vergrijst. Hoe kan je dat merken?
H2 De bevolking in Duitsland neemt af. Loopt Duitsland leeg?
H3 China's economie groeit snel. Hoe ziet het nieuwe China eruit?
C In China liggen megasteden. Welke grootstedelijke problemen zijn er?
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bevolking en Ruimte
Leerdoelen
H1 Nederland vergrijst. Hoe kan je dat merken?
H2 De bevolking in Duitsland neemt af. Loopt Duitsland leeg?
H3 China's economie groeit snel. Hoe ziet het nieuwe China eruit?
C In China liggen megasteden. Welke grootstedelijke problemen zijn er?

Slide 1 - Diapositive

Opbouw lessen
H1 Bevolking en Ruimte in Nederland
H2 Bevolking en Ruimte in Duitsland
H3  Bevolking en ruimte in China
Casus Megasteden in China  in het Dalton uur
Tentamen  week 3   (14 jan t/m 18 jan)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Waardoor verandert het bevolkingsaantal in Nederland

Slide 4 - Carte mentale

1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
  • Natuurlijke en sociale bevolkingsgroei
  • 3 oorzaken vergrijzing
  • Van emigratie land naar immigratieland
  • 4 groepen migranten die naar Nederland kwamen

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

Natuurlijke bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Geboorte - sterfte 
  • Geboorteoverschot
  • Sterfteoverschot
Immigratie - emigratie
  • Vestigingsoverschot
  • Vertrekoverschot

Slide 7 - Diapositive

0

Slide 8 - Vidéo

3 oorzaken vergrijzing:
  • Geboortegolf na WOII (babyboom)
  • Dalend geboortecijfer door voorbehoedsmiddelen
  • Gestegen levensverwachting

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Voor 1965:
Vertrekoverschot
Na 1965:
Vestigingsoverschot

Slide 11 - Diapositive

0

Slide 12 - Vidéo

Gastarbeiders
Inwoners Nederlandse koloniën:
  • Na WOII Indonesië onafhankelijk
  • 1975 Suriname onafhankelijk
Inwoners EU o.a. seizoensarbeiders
Vluchtelingen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Bevolkingscijfers
  • Geboortecijfer
       Def: Aantal geboorten in een    
                gebied per 1000 inwoners in 
                een jaar

  • Sterftecijfer
      Def: Aantal overleden in een
               gebied per 1000 inwoners in
               een jaar

Slide 15 - Diapositive

Natuurlijk bevolkingsgroei (of afname)
  • Geboorteoverschot
       Def: Het verschil tussen het aantal mensen dat geboren wordt en dat
                 sterft.     
       Gevolg --> groei bevolking (bv ontwikkelingslanden)

  • Sterfteoverschot
      Def: Het aantal sterftegevallen dat groter is dan het aantal geboorten in
                een jaar in een gebied
      Gevolg --> ontgroening en vergrijzing (bv Duitsland en Italie)

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Bevolkingsdichtheid
Def: Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer

Slide 18 - Diapositive

Bevolkingsspreiding
Def: De manier waarop een bevolking over een bepaald gebied is verdeeld.

Slide 19 - Diapositive

Eens kijken of jullie het hebben begrepen......

Slide 20 - Diapositive

Wat geeft het geboortecijfer aan?
A
Aantal geboortes
B
Levensverwachting bij geboorte
C
Levensverwachting
D
Bevolkingsgroei

Slide 21 - Quiz

Nederland: Geboortecijfer = 10
Sterftecijfer = 2
A
natuurlijke bevolkingsgroei = 4
B
natuurlijke bevolkingsgroei = 2
C
Natuurlijke bevolkingskrimp = 4
D
Natuurlijke bevolkingskrimp = 2

Slide 22 - Quiz

De bevolking groeit snel door?
A
Laag sterftecijfer, laag geboortecijfer
B
Laag sterftecijfer, hoog geboortecijfer
C
Hoog sterftecijfer, laag geboortecijfer
D
Hoog sterftecijfer, hoog geboortecijfer

Slide 23 - Quiz

Deze kaart gaat over:
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsspreiding
C
nationale schaal
D
alle drie zijn correct

Slide 24 - Quiz

In de stad is de bevolkingsdichtheid hoger dan op het platteland
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

‘In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Daarvoor hoorde het bij Nederland. Mijn ouders gingen toen meteen naar Nederland. Ze verwachtten hier een betere toekomst. Later werden mijn broertje en ik geboren.’
Tot welke groep immigranten behoren de ouders van deze persoon?
A
arbeidsmigranten
B
vluchtelingen
C
inwoners voormalige koloniën
D
asielzoekers

Slide 26 - Quiz

Aantal geboorten: 120.000
Aantal sterfgevallen: 100.000
Immigratie: 75.000
Emigratie: 80.000
Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei van dit land?

Slide 27 - Question ouverte

Waarom was het geboortecijfer vroeger hoger dan nu?
A
De meeste vrouwen trouwden op late leeftijd.
B
De woonomstandigheden waren slecht.
C
Er waren vroeger meer mensen zonder partner.
D
Vrouwen werden jonger moeder.

Slide 28 - Quiz

Als er meer mensen emigreren dan immigreren, dan is er een
A
vestigingsoverschot 
B
bevolkingsgroei
C
vertrekoverschot
D
bevolkingsafname

Slide 29 - Quiz

Welke uitspraak over arbeidsmigranten is waar?
A
De eerste arbeidsmigranten kwamen allemaal uit Marokko
B
Veel arbeidsmigranten kwamen uit voormalige koloniën.
C
In de jaren ’60 en ’70 kwamen veel arbeidsmigranten
D
Turkse arbeiders gingen na enkele jaren terug naar hun familie.

Slide 30 - Quiz

Iemand die aan de overheid van een land vraagt om in dat land te mogen wonen omdat hij gevaar loopt in zijn eigen land, noem je een
A
allochtoon
B
westerse allochtoon
C
niet-westerse allochtoon
D
asielzoeker

Slide 31 - Quiz

Krimp 
Leefbaarheid wordt slechter
Vergrijzing
Hoge geboortecijfers niet-westerse allochtonen

Slide 32 - Question de remorquage

Stedelijk gebied
Def: Groot gebied van steden met omliggende
         dorpen
  • Hoog voorzieningenniveau
  • Hoge bebouwingsdichtheid
  • Veel werkgelegenheid
Landelijk gebied
Def: Gebied met een lage
         bebouwingsdichtheid en veel open ruimte
  • Laag voorzieningenniveau
  • Lage bebouwinsdichtheid
  • Weinig werkgelegenheid

Slide 33 - Diapositive

Noem een voorziening die je wel in een stad hebt, maar meestal niet in een dorp!

Slide 34 - Question ouverte

Waar werken jullie ouders?
A
In de stad
B
In het dorp

Slide 35 - Quiz

Waar willen jullie straks gaan wonen?
A
In de stad
B
Op het platteland

Slide 36 - Quiz

Noem 2 dingen die je nog lastig vindt van deze les

Slide 37 - Question ouverte