Quiz Kapitel 5 + 6
1 / 15
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Welk lidwoord hoort bij
"Gitarre" (de gitaar)
"Gitarre" (de gitaar)
A
der
B
die
C
das
Slide 3 - Quiz
Wat is de vertaling van het onderstreepte woord?
"Ich habe eine Ausbildung gemacht um Bäcker zu werden"
Slide 4 - Question ouverte
Welk woord is hiernaast niet afgebeeld?
A
das Klavier
B
der Pfeffer
C
das Schlagzeug
D
die Gabel
Slide 5 - Quiz
das Brötchen
der Thunfisch
warten
verschwinden
schon
versuchen
verdwijnen
proberen
wachten
de tonijn
het broodje
al
Slide 6 - Question de remorquage
Slide 7 - Diapositive
Welke vorm van het werkwoord "reiten" hoort in de zin.
"Ihr ______ schon seit Jahren"
"Ihr ______ schon seit Jahren"
A
reiten
B
reitest
C
reitet
D
reite
Slide 8 - Quiz
ein of eine?
"Ich möchte gerne _____ Zwiebel (v)"
"Ich möchte gerne _____ Zwiebel (v)"
Slide 9 - Question ouverte
Wanneer moet je "ein" niet gebruiken.
Meerdere antwoorden kunnen goed zijn
Meerdere antwoorden kunnen goed zijn
A
Je moet "ein" gebruiken bij "der-woorden".
B
Je moet "ein" gebruiken bij meervouden.
C
Je moet "ein" altijd gebruiken bij werkwoorden.
D
Je moet "ein" gebruiken bij "das-woorden".
Slide 10 - Quiz
Bij welke persoonlijke voornaamwoorden moet er een extra -e vóór de feesttenten uitgang?
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Welke vertaling is juist?
"Ik speel elke woensdag na school piano"
"Ik speel elke woensdag na school piano"
A
Ich spiele jeden Montag nach der Schule Klavier.
B
Ich spielst jeden Mittwoch nach der Schule Schlagzeug.
C
Ich spiele jeden Mittwoch nach der Schule Klavier.
D
Ich spiele jeden Donnerstag nach der Schule Hockey.
Slide 13 - Quiz
Vertaal deze zin naar het Duits:
"Hoe smaakt het je?"
"Hoe smaakt het je?"
Slide 14 - Question ouverte
Vertaal deze zin naar het Nederlands:
"Ich gehe oft mit meine Schwester in die Stadt."
"Ich gehe oft mit meine Schwester in die Stadt."
