Zo maak je een insectenhotel (geel)

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Startklaar 
- Stop je telefoon in je zakkie, op stil en in je tas
- Jas uit en over de stoel
- Leg  je map, etui, pen, potlood op tafel
- Pak je Chromebook/ laptop voor je
- Start je Chromebook/ laptop op
- Log in op www.lessonup.app 
- Log in met google
       
      
timer
2:30

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ziet de les eruit?
- Inleiding
- Herhaling vorige les lente
- Bespreken leerdoelen 
- Instructie
- Aan de slag
- Afsluiting 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inleiding
Vandaag lezen we samen een tekst met als titel: Zo maak je een insectenhotel
Eerst herhalen we wat je nog hebt onthouden van de vorige les.
Daarna testen we de voorkennis.
Dan lezen we de tekst en maken de vragen.
Tenslotte kijken we een filmpje over het onderwerp.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Je leert …
 je voorkennis over het onderwerp van de tekst activeren.
 vragen over de tekst beantwoorden door globaal en zoekend te lezen.
 de synoniemen van (moeilijke) woorden in de tekst.
 tekstverbanden herkennen.

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Voorkennis ophalen
Op de volgende slides staan vragen over het onderwerp.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zie je op het plaatje
A
insect
B
salamander
C
giraf

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke insecten ken jij allemaal?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn insectenhotels, denk je?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Lijkt het je leuk een keer een insectenhotel te maken? Waarom wel of niet?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Tekst lezen
Lees nu de tekst nauwkeurig door. Maak aantekeningen en onderstreep belangrijke woorden. 
Als je de tekst hebt gelezen, maak je de vragen.
Gebruik voor het zoeken naar antwoorden de leestekst.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen
Op de volgende slides zie je een zin staan met de keuze uit twee antwoorden. 
Kies het juiste antwoord.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Er zijn tegenwoordig ................ plekken waar insecten nesten kunnen maken.
A
genoeg
B
te weinig

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Bijen houden van ..............holletjes.
A
warme
B
koude

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Een insectenhotel is .................. als een insectenhuisje.
A
hetzelfde
B
niet hetzelfde

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4. In de ingangen van een insectenhotel kunnen alleen ................. komen.
A
alleen insecten
B
alle dieren

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Bladluizen zijn ............schadelijke beestjes.
A
wel
B
geen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Voor een insectenhotel is ........ en/of nodig.
A
riet
B
bamboe

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

7. In een insectenhotel moet ........... water kunnen lopen.
A
wel
B
geen

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

8. Een insectenhotel moet op een .......... plek staan.
A
zonnige
B
natte

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

9. De gaten van een hotel moeten niet ................ zijn dan 1 cm.
A
groter
B
kleiner

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

10. De gangen van je hotel moeten zijn.
A
glad
B
ruw

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

OEFENEN MET WOORDEN
De betekenis van moeilijke woorden kun je vaak raden. Lees bijvoorbeeld in de buurt van het woord. Probeer de betekenis van het woord uit de tekst te halen.
Lees de woord. Bedenk eerst of je de betekenis van de woorden al kent. Als dat
niet zo is, gebruik dan een internet. Schrijf de betekenis op.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

tegenwoordig (r. 1)

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

holletjes (r. 6)

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

verblijf (r. 8)

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

nuttige (r. 15)

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

schadelijke (r. 16)

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

benodigdheden (r. 24)

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

bamboe (r. 31)

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

lokken (r. 43)

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinnen  maken
B Maak nu zelf twee zinnen. In elke zin gebruik je twee woorden uit opdracht A.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Maak een zin met tegenwoordig en verblijf

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2.Maak een zin met nuttige en schadelijke

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

OEFENEN MET STRATEGIEËN
Waarnaar verwijst het onderstreepte woord? Bedenk eerst een vraag bij de zin. Zoek daarna
het antwoord op in de tekst.

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Ze leggen hun eitjes in kleine holletjes in hout, riet of klei. (r. 6-7)
Vraag: Wie leggen hun eitjes in kleine holletjes in hout, riet of klei?

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Dat noem je een insectenhotel of een insectenhuisje. (r. 9-10)
Bedenk de vraag: Vraag ........................................?
Antwoord: Dat is een kast met allemaal smalle ingangen. (r. 10-11)

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Zij eten schadelijke andere beestjes op, zoals bladluizen. (r. 16-17)
Vraag:
Antwoord:

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Zo kunnen bijen en andere insecten er zo in vliegen! (r. 36-37)
Vraag:............................................................?
Antwoord:...................................................

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Je kunt hier bijvoorbeeld riet, dakpannen, plantenresten, dennenappels of leem voor gebruiken.
(r. 43-44)
Vraag en antwoord opschrijven

Slide 41 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting
Op de volgende slides staan een aantal vragen over de tekst.

Slide 42 - Diapositive

In de slotfase van de les controleert de docent of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen de les, het proces en blikt vooruit. 
Schrijf drie dingen op die je van de tekst hebt geleerd

Slide 43 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vond je moeilijk?

Slide 44 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk cijfer geef je jezelf ?
010

Slide 45 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk cijfer geef je mij voor de les?
010

Slide 46 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zou/kan ik de volgende keer beter of anders doen?

Slide 47 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Numo
Ga nu naar Numo- Nederlands - taken - lezen 
Ga verder waar je gebleven was.

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions