Mijn proefles

Afgelopen week...
nieuwe woorden geleerd 
het waar-deel uit de zin gehaald 
zinnen ingekort
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Afgelopen week...
nieuwe woorden geleerd 
het waar-deel uit de zin gehaald 
zinnen ingekort

Slide 1 - Diapositive

Eerst een paar vragen over de betekenis van de nieuwe woorden....

wie weet het nog...?

Slide 2 - Diapositive

Een teckel en een labrador zijn allebei honden. Ze zijn hetzelfde.....
A
ras
B
diersoort

Slide 3 - Quiz


De diersoort: de soort waar een dier bij hoort. 
Een labrador en een teckel horen allebei bij het diersoort: de hond. 

Het ras: een groep dieren die er ongeveer hetzelfde uitzien. 
Een labrador en een teckel zijn niet hetzelfde ras: allebei honden, maar ze zien er heel verschillend uit. 



Slide 4 - Diapositive

het zoogdier
het roofdier
het jonkie
een dier dat als jong dier drinkt bij de moeder
een dier dat andere dieren doodmaakt en opeet. 
een jong dier

Slide 5 - Question de remorquage

Het zoogdier: een dier dat als jonkie melk drinkt bij de moeder. 
Zijn mensen zoogdieren?

Het roofdier: een dier dat andere dieren doodmaakt en daarna opeet. Bijvoorbeeld een leeuw.

Het jonkie: een jong dier.  

Slide 6 - Diapositive

Als je gaat oppassen op een dier, is het baasje niet thuis.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Als je een dier verzorgt, is het baasje niet thuis.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Het verschil tussen oppassen en verzorgen.
Als je op een dier of kind gaat oppassen, dan zijn de ouders of het baasje niet thuis. 

Als je een dier verzorgt, kan het baasje gewoon thuis zijn. Misschien ben je het baasje zelf wel. 
Verzorgen is het dier geven wat het nodig heeft 
Bijvoorbeeld: eten, drinken, schone kooi.

Slide 9 - Diapositive

Wie ademt er met kieuwen?
A
een paard
B
een kat
C
een vis
D
een goudvis

Slide 10 - Quiz

Het waar-deel: 
Dit stukje van de zin geeft aan waar iets gebeurd. 

Slide 11 - Diapositive

In haar bed leest Kim een boek

Slide 12 - Question ouverte

In haar bed leest Kim een boek.
Waar....? 


In haar bed. 

Slide 13 - Diapositive

Wat is het waar-deel?

De uil zit in de hoge toren te slapen.

Slide 14 - Question ouverte

De uil zit in de hoge toren te slapen. 


waar......? 


In de hoge toren

Slide 15 - Diapositive

Zinnen inkorten...
Als je een zin zo kort mogelijk moet maken,
moet alle extra informatie weg. 

2 dingen mogen blijven:
werkwoord (een woord dat je kan doen)
wie- deel

De jonge kat loopt in de mooie tuin

Slide 16 - Diapositive

Maak deze zin zo kort mogelijk.
De dikke aap eet een lekkere banaan.

Slide 17 - Question ouverte

De dikke aap eet een lekkere banaan. 
wie-deel: de dikke aap
werkwoord (kan je doen): eet 

De aap eet.

Slide 18 - Diapositive

Taal les 5

Maken opdracht 2, 3, 4 EN 5! 

Lees heel erg goed wat je moet doen bij de opdrachten. 

Slide 19 - Diapositive