bijv.naamwoorden- hfst.. 2

1 / 36
suivant
Slide 1: Vidéo
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

Wat betekent het woord:" adjectif " in het Nederlands?

A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

Wat is in deze zin het adjectif (bijvoeglijk naamwoord)?

C'est une famille formidable.
A
est
B
famille
C
une
D
formidable

Slide 5 - Quiz

Wat is het adjectif?
Le footballeur Mbappé est grand
A
le footballeur
B
Ménez
C
grand

Slide 6 - Quiz

Wat is het adjectif?
Il achète un nouveau sac
A
il
B
nouveau
C
sac

Slide 7 - Quiz

Wat is het adjectif?
Il a une voiture grise
A
grise
B
voiture
C
il

Slide 8 - Quiz

Zet het adjectif in de juiste vorm
(grand) - Le chien est ...

Slide 9 - Question ouverte

Zet het adjectif in de juiste vorm:
(vert) - La robe est ...

Slide 10 - Question ouverte

Zet het adjectif in de juiste vorm
(intelligent) - Les garçons sont ...

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het juiste adjectif?
La ceinture est ......
A
bleu
B
bleue

Slide 12 - Quiz

Wat is het juiste adjectif?
Le cabriolet est
A
noir
B
noire

Slide 13 - Quiz

Wat is het juiste adjectif?
Les chaussures sont
A
brune
B
brunes
C
brun

Slide 14 - Quiz

un .......................livre
A
vieil
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 15 - Quiz

un ....................jean
A
nouveau
B
nouvel
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 16 - Quiz

un ...........................garçon
A
belle
B
beau
C
belles
D
beaux

Slide 17 - Quiz

un.......................film
een goede film
A
bonne
B
bon
C
bons
D
bonnes

Slide 18 - Quiz

un pull .................
een witte trui
A
blancs
B
blanches
C
blanc
D
blanche

Slide 19 - Quiz

un truc................
een gek ding
A
fou
B
folle
C
fous
D
folles

Slide 20 - Quiz

un jean ...................
een lange spijkerbroek
A
long
B
longue
C
longs
D
longues

Slide 21 - Quiz

le ..................chat
de grote, gemene kat
A
grands
B
grandes
C
grande
D
grand

Slide 22 - Quiz

Vertaal:
De kleine gemene kat

Slide 23 - Question ouverte

une balade - intensif
1) adjectif aanpassen
2)adjectif op de goed plaats

Slide 24 - Question ouverte

la réaction - furieux
1) adjectif aanpassen
2) adjectif op de goede plaats

Slide 25 - Question ouverte

une famille-nombreux
1) adjectif aanpassen
2) adjectif op de goede plaats

Slide 26 - Question ouverte

Maak vrouwelijk:
1. heureux>
2. jaloux>
3. sportif>
4. intensif>

Slide 27 - Question ouverte

Zet in het meervoud:
1. un nouveau voisin
2. le musée national
3. la langue internationale

Slide 28 - Question ouverte

une......................histoire
een oud verhaal
A
vieux
B
vieil
C
vieille
D
vieilles

Slide 29 - Quiz

Welke plaats van het adjectif is juist?
A
La noire maison.
B
La maison noire.

Slide 30 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord staat in het Frans voor het zelfstandig naamwoord.
A
ja
B
nee
C
dat hangt van het bijv. nw. af
D
dat hangt van het zelfst.nwd. af

Slide 31 - Quiz

une.......................fille
een knap meisje
A
belle
B
beau
C
beaux
D
belles

Slide 32 - Quiz

une.........................recette
een goed recept.
A
bon
B
bonne
C
bonnes
D
bons

Slide 33 - Quiz

Une chemise ..................................
een wit overhemd.
A
blanc
B
blancs
C
blancs
D
blanches

Slide 34 - Quiz

une ........................balade
een lange wandeling
A
long
B
longs
C
longues
D
longue

Slide 35 - Quiz

Snap je de vorm (ook de bijzondere vormen) van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans nu?
A
Ja, ik snap het helemaal
B
Ik snap de basisregel, maar moet de uitzonderingen nog even leren.
C
Ik snap het wel, maar kan het nog niet zelf toepassen.
D
lk snap er nog niet veel van en ga alles nog een keer bekijken

Slide 36 - Quiz