Engels (to be)

To be
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

To be

Slide 1 - Diapositive

To be = zijn
I am
she / he / it  is
you / we / you / they are

Slide 2 - Diapositive

Spelling
I'm
She's 
We're

Your = jouw
You're = jij bent

Slide 3 - Diapositive

Negatief
I  am not
she / he / it  is not / isn't
we / you / they  are not / aren't

Slide 4 - Diapositive

I
You
He / She/ It
We
You
They
am
are
is
are
are
are

Slide 5 - Question de remorquage

Wat betekent to be in het Nederlands?
A
zijn
B
zijn/worden
C
worden
D
heb

Slide 6 - Quiz

Welke vorm van to be hoort bij
I
A
is
B
are
C
am
D
be

Slide 7 - Quiz

Welke vorm van to be hoort bij
HE/SHE/IT

A
are
B
am
C
be
D
is

Slide 8 - Quiz

Welke vorm van to be hoort bij
WE
A
be
B
am
C
is
D
are

Slide 9 - Quiz

(to be)
We ..... at school.
A
am
B
are
C
is

Slide 10 - Quiz

Welke vorm van to be hoort bij
YOU
A
am
B
are
C
be
D
is

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
He am not
B
He are not
C
He is not

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
We am not
B
We are not
C
We is not

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
They ..... in the house.
A
'm not
B
're not
C
's not

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
I ..... into singing.
A
'm not
B
're not
C
's not

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
They am not
B
They are not
C
They is not

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
I am not
B
I are not
C
I is not

Slide 17 - Quiz

I understand the verb 'to be'
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage