3Vc

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

20. Januar 2023

Herzlich Willkommen!

Unterrichtsplanung

- Verbesserung/Besprechen der ersten Klassenarbeit

- Wiederholung: Dativ und Akkusativ (pers. vnw. in derde naamval en vierde naamval)

- Dativ und Akkusativ: Der-Gruppe

Lernziele

Je kunt het zelfstandig naamwoord in de derde en vierde naamval gebruiken.

Als je een zelfstandig naamwoord met het woord hij kan vervangen dan is het .....

1. 1 naamval
2. 4 naamval

Het onderwerp van de zin is altijd de .................

1. eerste naamval
2. vierde naamval

Wat denk je?
Wat zijn hier de voorzetsels:

1. der die das
2. mein dein sein
3. ich du er sie es
4. für ohne mit nach in

Dus ....

Voorzetsels zijn woorden zoals für, ohne, an, bei, in, nach, mit ...

In het Duits worden voorzetsels steeds met een bepaalde naamval verbonden. De meeste voorzetsels hebben een vaste naamval achter zich. 

Dat betekent. Als je in de zin een bepaald voorzetsel ziet, weet  je meteen over welke naamval gaat.

Nu ga je aan de slag met de voorzetsels die met de 4 de  naamval verbonden zijn.  Er zijn totaal 7

Ich gehe durch den Park

Ohne Moos nix los

Das Auto ist gegen einen Baum gefahren.

Die Rose ist für meine Mutter.

Die Kette hängt um ihren Hals.

Das Schiff fährt die Küste entlang.

Bis nächste Woche habe ich jeden Tag einen Test.

7 Voorzetsels !!!

Durch gegen für ohne um bis entlang

Als je deze voorzetsels in de zin hebt, heb je altijd met de 4e naamval te maken.  

Die Blume ist für ............ Opa.

1. der
2. den
3. die
4. das

Die Familie sitzt um ...... Tisch (m)

1. der
2. die
3. das
4. den

Er geht durch ......... Wald (m)

1. den
2. der
3. die
4. das

Alles Duidelijk?

Misschien kan ik je helpen om de 5 voorzetsels te onthouden. Kijk naar de onderstaande verhal

Een verliefde jongen heeft een ketting voor een meisje gekocht. Ze kon hem niet om haar hals dragen want ze had allergie tegen zilver. Ze liep zonder ketting door de straat.

of ......

Liefdesgedicht

Hij zei tegen haar

Ik ben door de liefde niet  bevrijd

Ik kan niet zonder jou

Ik geef om jou

Ik doe alles voor  jou
 

Er geht durch .......... Zimmer (o)

1. einen
2. ein
3. eines
4. eine

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.

1. mein
2. meiner
3. meinen
4. meine

Das ist gegen .......... Willen (m)

1. meine
2. mein
3. meiner
4. meinen