schoolkindfase

Levensfase 

Schoolkind
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
OntwikkelingsfasenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Levensfase 

Schoolkind

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schoolkindfase

Jonge schoolkind(6 t/m 9 jaar) 

Oudere schoolkind (9 t/m 12 jaar) 

Slide 2 - Diapositive

Soms wordt ‘het schoolkind’ als 1 levensfase gezien. Hiermee wordt de leeftijd van 6 tot 12 jaar bedoeld. Aangezien het verschil tussen een kind van 6 en een kind van bijna 12 jaar heel groot is, onderscheiden we hier het jonge schoolkind (6-9 jaar) en het oudere schoolkind (9-12 jaar).

Slide 3 - Diapositive

5.1.1 Groei
In de basisschooljaren groeit het kind snel. Op 10/11 jarige leeftijd zullen veel kinderen een groeispurt doormaken. In deze fase vallen ook de melktanden uit en worden zij vervangen door blijvende tanden en kiezen.

5.1.2 Motoriek
De fijne en grove motoriek ontwikkelt ook weer steeds verder. Armen en benen zijn beter in verhouding. Een kind kan touwtje springen en klimmen. De kinderen beheersen de pengreep (pen of potlood vasthouden tussen duim en wijsvinger) en leren letters en cijfers te schrijven.

Bewegingsdrang
Een schoolkind is zeer beweeglijk en energiek. Het heeft de drang om alles  te onderzoeken. Zijn bewegen is nog niet echt doelgericht, al gaat het kind maar door met klimmen, stoeien en rennen. Stilzitten op school is dan ook nog moeilijk en kenmerkend zijn dan de intensieve spelletjes in pauzes, zoals voetbal, touwtjespringen en tikkertje.
Wie groeien er eerder?
A
Jongens
B
Meisjes

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Hier zie je de groeispurt in een tabel. Je ziet dat de meisjes eerst de jongens inhalen kwa lengte. En opeens zie je dat de jongens in een groeispurt komen en de meisjes inhalen.
De groeispurt komt gemiddeld op 7 jarige leeftijd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

.2.1 Realiteitsdenken
Het fantasie denken verdwijnt in deze fase en realiteitsdenken komt daarvoor in de plaats. Realistisch denken betekent dat het schoolkind een realistisch beeld heeft van de wereld. Schoolkinderen zien de wereld zoals het echt is. Schoolkinderen weten dat er landen zijn waar oorlog is en dat de buurvrouw bijvoorbeeld ziek is. Schoolkinderen ontwikkelen een realistisch beeld door onder andere naar het (jeugd)journaal te kijken of op school te leren. Zij zien dat kinderen honger lijden en dat de buren hulp nodig hebben.

Slide 8 - Diapositive

Schoolkinderen kunnen goed taakgericht werken. Het taakgericht werken bij een kind van 6 jaar is uiteraard wel anders dan bij een kind van 12 jaar. De taken moeten worden aangepast aan de leeftijd van het kind. Schoolkinderen zijn prestatiegericht, ze willen het graag goed doen. Ze zijn dan ook trots als ze een compliment van de juf krijgen of een sticker in hun schrift. Ook vinden schoolkinderen het leuk om een nieuw vak te krijgen, bijvoorbeeld Engels.


Oudere
schoolkinderen

Slide 9 - Diapositive

Oudere schoolkinderen hebben buiten school ook steeds meer bezigheden. Kinderen ontwikkelen vaak hobby’s zoals voetballen of paardrijden. Ook ontstaat er steeds meer belangstelling voor games en programma’s die bestemd zijn voor oudere schoolkinderen of volwassenen. Echter, gewelddadige games zijn niet aan te raden voor kinderen in deze 
leeftijdsfase.
Een schoolkind kan goed taakgericht werken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

sociaal-emotionele ontwikkeling
Voorwaarde: 
kind moet zich  emotioneel veilig voelen!

Slide 11 - Diapositive

De wereld van een schoolkind wordt steeds groter. Doordat ze buitenshuis in contact komen met andere volwassenen, kinderen en leeftijdsgenoten, leren ze zichzelf steeds beter kennen. Ze gaan zichzelf vergelijken met anderen waardoor ze inzicht krijgen in waar ze goed in zijn. Hierdoor krijgen ze zelfvertrouwen.  Door al hun sociale contacten kunnen ze zich steeds beter inleven in anderen en leren ze ruzies op te lossen. 

De belangrijkste voorwaarde voor een  sociaal-emotionele ontwikkeling is dat een kind zich emotioneel veilig voelt. Dat gevoel kan je als ouder stimuleren door een warme, ondersteunende gevoel te geven.
Dus goed kijken en luisteren naar kinderen en liefdevol ingaan op hun verbale en non-verbale signalen. 

Weet iemand nog verbaal en non verbaal was?

Ook een positief groepsklimaat versterkt het gevoel van emotionele veiligheid. Een positieve groep is een hechte groep met positieve relaties tussen de kinderen. 


Wie twijfelen meer over zichzelf en zijn vaker onzeker?
A
Jonge schoolkind
B
Oudere schoolkind

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Pesten
Veelvoorkomend probleem

3 partijen:
1. De aanstichters (de pesters)
2. De meelopers
3. De zwijgers

Slide 13 - Diapositive

De pesters
Pesters willen laten zien wat ze durven en kunnen. Ze hebben vaak in de gaten welke kinderen gemakkelijk zijn aan te pakken. De pesters zetten de meelopers en de omstanders voor een keuze: je bent voor of je bent tegen me.  
Meisjes pesten minder openlijk dan jongens; ze sluiten vaak andere kinderen buiten; het gaat er vaak om om wel of niet bij de groep te horen. Pesters weten niet hoe ze hun agressie op een goede manier moeten uiten. Ze missen bepaalde sociale vaardigheden waardoor ze later vaak moeite hebben om langdurige vriendschappen te onderhouden. Bij de aanpak van het pesten zal de pester eerst ontkennen. 

De meelopers en de zwijgers
Meelopers zijn kinderen die achter de pester aan lopen en zo nodig meedoen. 

Zwijgers zijn kinderen die niet meedoen, niet tegen de pester optreden, maar het laten gebeuren. Meelopers en zwijgers hopen door hun gedrag vriendschap met de pester te verkrijgen, ook enigszins stoer over te komen en niet het risico te lopen om zelf te worden gepest. Er zijn ook kinderen die zich wel degelijk schuldig voelen omdat ze niet opkomen voor het slachtoffer of niet om hulp vragen. Ze kunnen daar gevoelens van grote onmacht bij krijgen. Als een groep gaat pesten, leidt dit meestal tot nog ernstiger problemen.

Bij pesten is er sprake van 2 partijen: de pesters (aanstichters) en de meelopers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkeur
Schoolkind (6-12)
6-9 jaar: Geen voorkeur voor geslacht
+/- 10: vaker eigen geslacht
Na 11/12 jaar: vaker samen spelen, maar met lichte seksuele ondertoon

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Kanaal ADZ-> Opdrachten -> Opdracht Schoolkind

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting
Wat heb je vandaag geleerd wat je voor de les nog niet wist?

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions