Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
1.7 Grammatica
Goedemiddag
Mobiel in telefoontas
Boek en etui op hoek van je tafel
Laptop in je tas
Slide 1 - Diapositive
1.7 Grammatica
Bloktoets op 3 oktober gaat over de paragrafen
1.3 Lezen
1.5 Woorden
1.7 Grammatica
1.8 Spelling
Slide 2 - Diapositive
1.7 Grammatica
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
een zin in zinsdelen verdelen
de persoonsvorm benoemen
het onderwerp benoemen
Slide 3 - Diapositive
1.7 Grammatica
Leerdoelen vandaag
Het onderwerp benoemen
oefenen met pv, en zinnen in zinsdelen
Slide 4 - Diapositive
1.7 Grammatica
Leertekst: Persoonsvorm
Elke zin heeft een persoonsvorm. De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord. De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt (bijvoorbeeld rennen, springen, lopen, fietsen, willen).
Ook kun je aan de persoonsvorm zien of de zin over nu (tt) of vroeger (vt) gaat.
Slide 5 - Diapositive
1.7 Grammatica - tijdproef pv
Stappenplan tijdproef pv
De pv vind je met de tijdproef pv:
Voorbeeld
1
Zet de zin in een andere tijd: van de tegenwoordige tijd (tt) naar de verleden tijd (vt) of
van de verleden tijd (vt) naar de tegenwoordige tijd (tt).
Op het sportveld spelen drie jongens met elkaar.
Tijdproef pv: Op het speelveld speelden drie jongens met elkaar
2
Het woord dat verandert, is de pv.
spelen is de pv
Slide 6 - Diapositive
1.7 Grammatica
Leertekst: Zin en zinsdelen
Zinnen kun je verdelen in zinsdelen. Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar horen.
Een voorbeeld van een zinsdeel is de persoonsvorm of het onderwerp. Elk zinsdeel zet je tussen zinsdeelstrepen (|).
Bijvoorbeeld de zin: Ik lees dit boek
Ik | lees | dit boek.
Deze zin bestaat uit drie zinsdelen.
Slide 7 - Diapositive
1.7 Grammatica -zinsdeelproef
De pv is een zinsdeel. De andere zinsdelen vind je met de zinsdeelproef.
Vóór de pv kan maar één ander zinsdeel staan.
Stappenplan zinsdeelproef
1
Onderstreep de pv.
Mandy wacht op haar moeder.
2
zet voor en achter de pv zinsdeelstrepen |
Mandy | wacht| op haar moeder.
3
Verander de volgorde van de zin: kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten.
Op haar moeder wacht Mandy.
4
Zet de zinsdelen op de juiste plaats.
Mandy | wacht| op haar moeder
Slide 8 - Diapositive
1.7 Grammatica
Huiswerk bespreken
Opgave 9, 11 op blz. 73-74.
Slide 9 - Diapositive
1.7 Grammatica
Leertekst: Onderwerp 1
Het onderwerp (o) geeft aan wie of wat iets doet. We zeggen ook wel: het is de hoofdrolspeler van de zin.
Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar, want:
ze staan meestal naast elkaar: De keeperrende richting de bal.
als de pv enkelvoud is, is het onderwerp ook enkelvoud: Daveschopt de bal naar Jamie.
als de pv meervoud is, is het onderwerp ook meervoud: Dave en Jamiemaken samen een doelpunt.