H4 K3 keuzevoorzetsels

Havo 4
Herzlich willkommen 
und
ein glückliches neues Jahr!
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Havo 4
Herzlich willkommen 
und
ein glückliches neues Jahr!

Slide 1 - Diapositive

Planning
inhoud van de komende lessen: verdeling van de pw stof 
in de PWW: proefwerk hfst 3 (stof in classroom)
Begin februari: presentaties T2 (richtlijnen document classroom), indeling wordt binnenkort gemaakt. Op school, tenzij....
week 10 schrijftoets (voorlopig niet...) 
Week 12: PWW, T3 boektoets (leesboekje tijdens pww ophalen)

Slide 2 - Diapositive

Voorzetsels +3/+4/+3of+4

Slide 3 - Diapositive

an: aan, über: over/boven

Slide 4 - Diapositive

timer
1:00
Noem de
keuzevoorzetsels
(zijn er 9)

Slide 5 - Carte mentale

0

Slide 6 - Vidéo

Studietijd
Huiswerk:
Bestudeer: 388/389 (wat van toepassing is op de keuzevoorzetsels 
Maken: opdracht 9 en 12 blz 136
(corrigeren in classroom)
Leren: Lernliste blz 151 linkerkolom de nooduitgang t/m het zwembad

 
timer
1:00

Slide 7 - Diapositive

Freitag, den 8. Januar 2021
Huiswerk was: maken en corrigeren 9 en 12
leren: Lernliste nooduitgang t/m zwembad

Vandaag: overhoren Lernliste en oefenen met de Modalverben

Slide 8 - Diapositive

Schreib auf!
1. de nooduitgang
2. het sportveld
3. de trainer
4. de literatuur
5. het team
6. het doelpunt
7. het resultaat
8. de oefening
9. het voetbalveld
10. de rij

Slide 9 - Diapositive

stimmt es?
1. der Notausgang
2. der Sportplatz
3. der Trainer
4. die Literatur
5. die Mannschaft
6. das Tor
7. das Ergebnis
8. die Übung
9. der Fussballplatz
10. die Reihe

Slide 10 - Diapositive

Ik weet wat er wordt bedoeld met " Modalverben"
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Modalverben auf Deutsch:
(+wissen und möchten)

Slide 12 - Diapositive

wat zijn modalverben
Wat is nu precies een modaal hulpwerkwoord? Modale hulpwerkwoorden geven een stukje extra betekenis aan een ander heel werkwoord zoals een noodzakelijkheid(moeten), een kans(kunnen) of een waarschijnlijkheid(zullen) en bevatten soms de mening van de spreker. Dit wordt ‘modaliteit’ genoemd.

Slide 13 - Diapositive

1. ik kan iets kopen
2. ik mag iets kopen
3. ik wil iets kopen
4. ik moet iets kopen

Slide 14 - Diapositive

Modalverben

Slide 15 - Diapositive

Modalverben
möchten

Slide 16 - Diapositive

Modalverben
Schrijf 2 rijtjes op:
-sollen
-wissen
können
- dürfen
-müssen
- möchten

Slide 17 - Diapositive

Huiswerk voor maandag:
De 8 werkwoorden rijtjes uit je hoofd leren!!
Oefen de toepassing nogmaals met opdracht 12 en 13 blz 116

Leren: Lernliste 151 rechterkolom de advertentie t/m het nieuws

Slide 18 - Diapositive

Montag, den 11. Januar 2021
overhoren: 

Slide 19 - Diapositive

Welke werkwoorden zijn Modalverben?
A
machen, wohnen, lernen
B
trainieren, fotografieren telefonieren
C
müssen, können, wissen
D
gehen, stehen, geben

Slide 20 - Quiz

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 21 - Quiz

Voorbeelden van Modalverben zijn können, laufen en müssen
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz


Wir ..... jetzt, was die erste 4 Modalverben sind!
A
weißen
B
wissen
C
wisst
D
weiß

Slide 23 - Quiz

Welke persoonlijke voornaamwoorden krijgen géén uitgang bij Modalverben?
A
Wir und Sie
B
Ihr und Er/sie/es
C
Ich und Wir
D
Ich und Er/sie/es

Slide 24 - Quiz

Ik kan de modalverben toepassen
A
heel goed
B
goed
C
niet echt goed
D
slecht

Slide 25 - Quiz

De klinker verandert bij modalverben tussen:
A
ich en er/sie/es/man - vorm
B
du en ihr - vorm
C
enkelvoud en meervoud
D
ze veranderen niet

Slide 26 - Quiz

#De ich-vorm en de er/sie/es-vorm van modalverben zijn gelijk
* De ich-vorm en de wir-vorm van de modalverben zijn gelijk
A
# is juist en * is juist
B
# is niet juist en * is niet juist
C
# is niet juist en * is juist
D
# is juist en * is niet juist

Slide 27 - Quiz

Heb je het idee dat je Modalverben beheerst?
A
Ken het en snap het!
B
Ken de rijtjes niet, maar snap hoe je ze toepast.
C
Ken de rijtjes niet én vind het toepassen nog moeilijk
D
Ken het niet, snap het niet.

Slide 28 - Quiz