Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Inademing
Uitademing
Ribben omhoog
Ribben omlaag
Borstholte wordt groter
Borstholte wordt kleiner
middenrif omlaag
middenrif omhoog
longen worden groter
longen worden kleiner
Slide 1 - Question de remorquage
DE INADEMING! Zet in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
Ademhalingsspieren trekken samen
Borstkas wordt groter
Longen worden groter
Luchtdruk in longer
wordt kleiner
Lucht stroomt naar binnen
Slide 2 - Question de remorquage
De weg van de lucht bij een uitademing begint bij de longblaasjes en eindigt bij de neusholte of mondholte. Zet de andere onderdelen van het luchtwegstelsel in de juiste volgorde ertussen....
Slide 3 - Diapositive
neusholte of mondholte
longblaasjes
keelholte
luchtpijp
bronchiën
luchtpijptakjes
Slide 4 - Question de remorquage
De opname en afgifte van zuurstof en koolstofdioxide via de longblaasjes noem je ….
A
Uitscheiding
B
Ademhaling
C
Gaswisseling
D
Verbranding
Slide 5 - Quiz
Wat is waar? In de longblaasjes...
A
gaat zuurstof uit het bloed en water in het bloed
B
gaat koolstofdioxide in het bloed en water uit het bloed
C
gaat water uit het bloed en zuurstof in het bloed
D
gaat zuurstof uit het bloed en koolstofdioxide in het bloed
Slide 6 - Quiz
In alle cellen wordt zuurstof gebruikt voor de verbranding en ontstaat koolstofdioxide. De gaswisseling moet dus snel verlopen. Welke kenmerken van je longen zorgen voor deze snelle gaswisseling?
Slide 7 - Question ouverte
Hoe noem je de bekleding aan de binnenkant van je neusholte, luchtpijp en bronchiën?
Slide 8 - Question ouverte
Ademhalen kun je het beste doen door je....
A
mond
B
neus
Slide 9 - Quiz
Er zijn meerdere redenen waarom je beter door je neus kan ademen dan door je mond. Noem er 2.
Slide 10 - Question ouverte
Waar zorgen slijm, trilharen en bloedvaatjes voor?
Slijm
Trilharen
Bloedvaatjes
opwarmen van lucht
vervoeren van slijm
vochtig maken van lucht
vangen van stof en ziekteverwekkers
Slide 11 - Question de remorquage
Iemand die een boek leest op de bank, zal een langzamere ademhaling hebben dan iemand die aan het hardlopen is. Leg uit hoe dit kan.