6.1 Hoe produceer je?

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Online les Economie
Wat heb je nodig:
1.  Device (tablet of laptop / computer)
2. Rekenmachine
3. Kladblaadje en pen
4. Lesboek

Docent maakt gebruik van:
Teams (Class Notebook) en Lessonup.com


Slide 2 - Diapositive

§ 6.1 Hoe produceer je?
Je leert in deze paragraaf:
  • welke productiefactoren er nodig zijn om goederen en diensten te produceren
  • welke technologische ontwikkelingen worden gebruikt bij de productie
  • hoe je de waardevermindering van machines berekent
  • hoe bedrijven iets produceren in de bedrijfskolom

Slide 3 - Diapositive

§ 6.1 Hoe produceer je?
Het maken van goederen en het leveren van diensten heet produceren.

Alle middelen die je nodig hebt om te produceren, kun je indelen in vier productiefactoren:
  1. Natuur: alles wat de natuur levert, zoals water en zonlicht
  2. Arbeid: zowel lichamelijk als geestelijke inspanning die mensen leveren bij het produceren
  3. Kapitaal: alle hulpmiddelen (zoals machines en gebouwen) waarin je geld investeert en die je in het productieproces gebruikt. Hulpmiddelen die nodig zijn om te produceren heten kapitaalgoederen. Geld steken in kapitaalgoederen noem je investeren.
  4. Ondernemerschap: een ondernemer probeert winst te maken door op de juiste manier de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal in te zetten.

Slide 4 - Diapositive

§ 6.1 Hoe produceer je?
Als je een productiefactor aanbiedt, krijg je daarvoor een beloning.



  • Pacht: voor natuur is de beloning pacht. Dat is een beloning in geld voor het beschikbaar stellen van een stuk grond (natuur). 
  • Salaris / Loon: als je gaat werken (arbeid), word je daarvoor beloond met loon (salaris). 
  • Huur en rente: voor kapitaalgoederen (kapitaal) is de beloning huur (bij een gebouw) of rente als er geld is geleend om bijvoorbeeld machines te kopen.
 
  • Winst: als ondernemer word je beloond met winst wanneer het goed gaat met je bedrijf. 

Slide 5 - Diapositive

§ 6.1 Hoe produceer je?
Arbeidsintensief: als de productie vooral door menselijke arbeid tot stand komt, is de productie arbeidsintensief. Er werd vroeger bijvoorbeeld meer arbeid dan kapitaal gebruikt. 

Kapitaalintensief: tegenwoordig gebruiken we meer machines (mechanisatie). Ook gebruiken we meer computers (automatisering). Het gebruik van meer machines en computers samen heet automatisering. Als er bij de productie naar verhouding meer gebruik wordt gemaakt van kapitaalgoederen dan van arbeid, is de productie kapitaalintensief.

Slide 6 - Diapositive

§ 6.1 Hoe produceer je?
Bedrijven kopen geregeld nieuwe kapitaalgoederen, zoals machines en bedrijfsauto’s. Bedrijven vervangen om de paar jaar hun kapitaalgoederen.

De afschrijving is de jaarlijkse waardevermindering van je kapitaalgoederen.
De aanschafkosten van bijvoorbeeld een machine worden verdeeld over de gebruiksduur. De oude machine levert bij inruil nog een bedrag op, de restwaarde

Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Slide 7 - Diapositive

Timmerman Richard de Jong heeft een bestelwagen van €12.900 die hij vier jaar gebruikt. Bij inruil verwacht hij €3.400 voor de bestelauto terug te krijgen. Wat is zijn afschrijving per jaar?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Vidéo

§ 6.1 Hoe produceer je?
Voordat een product in de winkel te koop is, hebben verschillende bedrijven hieraan meegewerkt. 
De bedrijven die na elkaar aan het product meewerken, vormen samen de bedrijfskolom. 


Toegevoegde waarde is de extra waarde van een product die ontstaat doordat een bedrijf het product bewerkt.


Slide 10 - Diapositive

Hoeveel toegevoegde waarde voegt de staalleverancier extra toe?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

Het filmpje wat je zojuist heb gezien is een........
A
kapitaalintensieve productie
B
Arbeidsintensieve productie

Slide 13 - Quiz

Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 15 - Quiz

Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 16 - Quiz

§ 6.1 Hoe produceer je?
Aan de slag!
Maken van de opdrachten van § 6.1
Opdracht 1 t/m 11

Klaar? 
Kijk H6 Weet je het nog? Na (bestand staat in Teams) of 
ga zelfstandig in stilte iets voor jezelf doen.



Slide 17 - Diapositive