Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
oefentoets H5
Slide 1 - Diapositive
Wat is een profeet?
A
Hetzelfde als een missionaris
B
Personen die in Judea wonen
C
Personen die de boodschap van God doorgeven
D
Verraders van Jezus
Slide 2 - Quiz
Welke cijfers over de Romeinen zijn juist? 1 Romeinen leefden in een landbouwstedelijke samenleving. 2 De Rijn werd de zuidelijke grens van het Romeinse rijk. 3 De grenzen werden bewaakt door legioenen. 4 Germanen ten noordoosten van de Rijn leefden in een landbouwstedelijke samenleving. 5 Romeinen en Germanen dreven geen handel over de grens. 6 Volkeren in het grensgebied werden geromaniseerd.
A
1, 3 en 6
B
1, 2 en 5
C
2 en 4
D
3 en 6
Slide 3 - Quiz
Zet de vijf gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde door te slepen.
Rome werd gesticht in 753 v. Chr.
Julius Caesar verovertel grondgebied van Europa.
Keizer Augustus wordt de eerste keizer.
De grens wordt aan de limes zwaar bewaakt
Slide 4 - Question de remorquage
Maak de zin af:
De Romeinen hadden eerst een....
A
monotheïstisch geloof
B
polytheïstisch geloof
Slide 5 - Quiz
Welke zin over de Romeinen is juist?
A
Als Romeinse burgers (met burgerrecht) heb je meer rechten.
B
Elke provincie in het Romeinse rijk had zijn eigen munten.
C
In het hele rijk werd dezelfde taal gesproken.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 6 - Quiz
Welke zin is juist?
A
De Romeinen vereerden eerst maar één god.
B
De Romeinen waren over het algemeen niet zo streng tegenover andere godsdiensten.
C
Het jodendom is een polytheïstische godsdienst.
D
Geen van de zinnen is juist.
Slide 7 - Quiz
Deze toets gaat over de Romeinen. Welk plaatje hoort bij dit tijdvak?
A
Plaatje 1
B
Plaatje 2
C
Plaatje 3
D
Plaatje 4
Slide 8 - Quiz
Op een gegeven moment verboden de Romeinen het christendom in hun rijk. Waarom?
A
christenen wilden de Romeinse keizer niet eren
B
christenen wilden de Romeinse goden vereren.
C
christenen geloofden dat hun goden kwaad waren op de Romeinen.
D
Geen van de genoemde redenen zijn juist.
Slide 9 - Quiz
De Romeinen kregen in het noorden van hun rijk te maken met Germaanse volken
De afbeelding hiernaast is daarvan een voorbeeld want:
A
de toren heeft zuilen.
B
de toren is gebouwd aan de Rijn, ter verdediging tegen Germanen.
C
de toren is ontworpen door Grieken en Romeinen.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 10 - Quiz
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
1. Het West-Romeinse rijk eindigt. 2. Jezus Christus wordt gekruisigd. 3. Keizer Constantijn geeft christenen godsdienstvrijheid.
A
2 --> 3 --> 1
B
1 --> 3 --> 2
C
3 --> 2 --> 1
D
2 --> 1 --> 3
Slide 11 - Quiz
Nadat de stad Rome werd gesticht, werd deze overheerst door een volk wat in het huidige Noord-Italië leefde. Hoe heette dat volk?
Slide 12 - Question ouverte
Welk bijbels persoon helpt het Joodse volk ontsnappen uit Egypte
Slide 13 - Question ouverte
Het landschap van Nederland is drassig in de tijd van de Romeinen. Daarom ligt er maar 1 Romeinse weg in Nederland
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quiz
Wat is een Evangelium
A
Een Romeinse strafmaatregel
B
Een belastingmaatregel van de Romeinen
C
Een boek waar de boodschap van Jezus in staat
D
Een eretitel van de koning van Judea.
Slide 15 - Quiz
Wat was de oorzaak van het uit elkaar vallen van het West- Romeinse Rijk
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Hoe heet het gebouw op de vorige slide
Slide 18 - Question ouverte
Door de Bataafse Opstand besloten de Romeinen dat de soldaten van de overwonnen volken niet meer in hun eigen land mochten vechten voor de Romeinen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
➤ Sleep de woorden naar de juiste plek. Één woord kan past bij beide.
Jodendom
Christendom
Monotheïsme
Jezus Christus
Judea
Kerk
Bijbel
Synagoge
Slide 20 - Question de remorquage
Keizer Constantijn
Keizer Theodosius
geen van beide
313 na Chr.
380 na Chr.
348 v Chr
godsdienst vrijheid
christendom enige toegestane godsdienst
verspreiding van het Jodendom in het Romeinse Rijk
Slide 21 - Question de remorquage
Zet de gebeurtenissen in goede tijdsvolgorde
Jezus wordt gekruisigd
Eind van het West-Romeinse Rijk
Begin van de Romeinse veroveringen
Tijd van de Republiek
Christendom als staatsgodsdienst
Slide 22 - Question de remorquage
Onder welke Romeinse keizer werden de Olympische Spelen verboden
Slide 23 - Question ouverte
Deze Etrusk was de laatste koning van Rome
Slide 24 - Question ouverte
Welk tijdvak is rechts afgebeeld?
A
Tijd van de Romeinen 753 v. Chr - 476 n. Chr
B
Tijd van Grieken en Romeinen, 3000 v.chr-500
C
Tijd van de Grieken 3000 v.chr - 476 n. Chr
Slide 25 - Quiz
Een koninkrijk is een
A
land met een koning
B
land met een president
C
land met een keizer
D
land zonder koning
Slide 26 - Quiz
Wat is een republiek?
Slide 27 - Question ouverte
Volksverhuizingen
Nijverheid
Economie
Slide 28 - Question de remorquage
Wat is de Romeinse limes?
A
Een natuurlijke grens, zoals de zee
B
Een grens, die versterkt is met een fort
C
Een Romeinse soldaat
D
Een Romeins leger
Slide 29 - Quiz
Wat voor soort mensen zaten er in de senaat?
A
Rijke Romeinen
B
Belangrijke Romeinen
C
Rijke Romeinse mannen
D
Rijke en belangrijke Romeinse mannen
Slide 30 - Quiz
Lees de vier feiten A t/m D.
Welk antwoord is juist?
A
Feit A is een gevolg van Feit B.
Feit C is een gevolg van Feit D.
B
Feit A is een gevolg van Feit B.
Feit C is een oorzaak van Feit D.
C
Feit A is een oorzaak van Feit B.
Feit C is een gevolg van Feit D.
D
Feit A is een oorzaak van Feit B.
Feit C is een oorzaak van Feit D.
Slide 31 - Quiz
Welke geloven waren er allemaal in het Romeinse Rijk?
A
Christendom, Islam en geloof van Romeinen
B
Christendom, Jodendom en geloof van Grieken
C
Christendom, Jodendom en geloof van de Romeinen/Grieken
D
Hindoeïsme, Christendom en Jodendom
Slide 32 - Quiz
1. Bataven en Romeinen konden goed met elkaar opschieten. 2. Zij sloten een bondgenootschap.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Beide zinnen zijn fout
C
1= goed en 2 = fout
D
1= fout en 2 = goed
Slide 33 - Quiz
De val van het Romeinse Rijk
A
Het Oost-Romeinse Rijk valt in 1476
B
Het West- Romeinse rijk valt in 1453
C
Het Oost-Romeinse Rijk valt in 476
D
Het West- Romeinse rijk valt in 476
Slide 34 - Quiz
Wat zie je op de kaart?
A
Splitsing in West- en Oost- Romeinse Rijk
B
De val van het Oost-Romeinse Rijk
C
De val van het West-Romeinse Rijk
D
De volksverhuizingen
Slide 35 - Quiz
Welke definities zijn goed, welke zijn fout?
Sleep naar de juiste plek.
Goed
Fout
Consul: Hoge bestuurder van Rome
Romanisering: Het verspreiden van de Griekse cultuur in de door de Grieken veroverde gebieden.
Senaat: Bestuursvergadering waarvan de leden uit de rijkste en machtigste families van Rome kwamen.
Bondgenootschap: De Romeinen spraken af elkaar te helpen met volken die ze hebben verslagen. Zo konden zij hun grenzen gemakkelijker bewaken.
Slide 36 - Question de remorquage
Hoe gingen de Romeinen om met de verschillende culturen?
Slide 37 - Question ouverte
Noem twee manieren waarop Romeinen gebieden veroverden
Slide 38 - Question ouverte
Hoe konden de Romeinen de Pax Romana behouden?
1: Door allianties te sluiten met stammen op de grens van het rijk. 2: Door de verharde wegen die de Romeinen hadden aangelegd in het hele rijk. 3: Door steden te bouwen waar legioenen konden verblijven. 4: Door de lokale stammen op te nemen in de Romeinse cultuur.