Start H2 en camino

thv1a
Lunes, 21 de febrero

start Capítulo 2
Bron A
Maken: opdracht 1 t/m 4
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

thv1a
Lunes, 21 de febrero

start Capítulo 2
Bron A
Maken: opdracht 1 t/m 4

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Objetivos de la clase
Aan het einde van deze les...

  1. ...weet ik waar Galicia in Spanje ligt
  2. ...weet ik wat de "camino de santiago" is
  3. ...kan ik vragen beantwoorden over Merche y Susana



Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



  • vragen waar iemand woont
  • Vertellen waar je zelf woont
  • de weg vragen en de weg wijzen

Woordenschat:
  • gebouwen en winkels
  • om je huis te beschrijven
  • vraagwoorden




  • vervoegingen van het ww ESTAR
  • vervoeging van regelmatige werkwoorden 
Leerdoelen
Grammatica:

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

        Capítulo 2: En Camino
¿Qué significa el título?

¿Quién sabe algo de Galicia/Santiago de Compostela?
timer
5:00
  1. El idioma
  2. El camino de Santiago de Compostela
  3. ¿Dónde está Galicia?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor veel mensen is stilstaan bij het standbeeld van de apostel Sint Jacob, zijn rustplek en de kathedraal in Santiago de Compostela een vorm van zuivering, bevrijding en het begin van een nieuw leven

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor veel mensen is stilstaan bij het standbeeld van de apostel Sint Jacob, zijn rustplek en de kathedraal in Santiago de Compostela een vorm van zuivering, bevrijding en het begin van een nieuw leven

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gallego
Castellano

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

¡a trabajar!
Maak in je werkboek 1A op blz 33 - 34
oefening 1 t/m 4
gebruik hiervoor je Tekstboek blz 18 en 19 als bron

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

voca blok 2.4
klik hier

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Blz. 18/19 TB
Blz. 34 WB

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Blz. 18/19 TB
Blz. 34 WB

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

la biblioteca
la estación
la pescadería
el instituto
la tienda de ropa
la panadería
el cine
la farmacia
el banco

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

La tienda de ropa
El cine
El hospital
La biblioteca
La estación
La farmacia
La pescadería
La panadería
El instituto

Slide 13 - Question de remorquage

  • ¿… está a la derecha? 
  • ¿… está a la izquierda? 
  • ¿… está cerca? 
  • ¿… está lejos? 
  • ¿… está enfrente de…? 
  • ¿… está al lado de…? 

Detrás de 
Al lado de
Delante de
a la izquierda
A la derecha

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Estar
                  Estar = zijn/zich bevinden



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De vraagwoorden. Sleep ze naar elkaar toe!
Hoe?
Wat?
Wie?
Wanneer?
Waar?
¿Cómo?
¿Qué?
¿Quién(es)?
¿Cuándo?
¿Dónde?

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Estar
waar 
(ligging van een persoon, ding of gebouw) 
Juan ESTÁ en el museo.

El museo ESTÁ en Amsterdam.
Hoe 
(tijdelijke eigenschappen, gevoelens)
Juan ESTÁ aburrido.

Juan ESTÁ mareado.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraagwoorden
Klik HIER voor de quizlet van de vraagwoorden.

Zie ook extra boekje pagina 20.

Altijd een vraagteken voor en achter de zin zetten!!!

Klik HIER om extra te oefenen met de vraagwoorden!

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pablo........(estar) contento.
A
estoy
B
está
C
estamos
D
estáis

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vervoeg het werkwoord (estar)

Nosotros _______ (estar) en Madrid.
A
estoy
B
estamos
C
estan
D
estais

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Estar wordt gebruikt:
A
Om een plaats aan te duiden.
B
Om iemand te omschrijven.

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

estar - yo

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

estar, nosotros

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions