H3: Voorbereiding toets

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Le cours de français

Préparation 

Les objectifs d'apprentissage

Après ce cours, je suis capable de:

- comprendre l'adjectif

- les verbes en -re

L'adjectif

	Enkelvoud	Meervoud
Mannelijk	-	+s
Vrouwelijk	+e	+es

L'adjectif

Let op:

1. Vorm

2. Plek --> alles achter het zelfstandig voornaamwoord behalve:

bon, grand, petit, premier, dernier, joli, jeune, vieux, nouveau, mauvais, long, beau

L'adjectif

Uitzonderingen:

Mannelijk	Vrouwelijk	Voorbeeld
-ien	-ienne	italien, italienne
-eux	-euse	heureux, heureuse
-if	-ive	sportif, sportive

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. La fleur est vert.
2. La fleur est verte.

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. La plage est petit
2. La plage est petits
3. La plage est petite
4. La plage est petites

1. Les ... filles... (grand)

2. Le ... chat ... (intelligent)

3. Une ... mère ... (gentil)

4. Marie et Claire sont ... (sportif)

5. Jean est ... (italien)

Les verbes en -re

1. Vind de stam van het werkwoord

Stam = hele werkwoord - re

2. Plak de juiste uitgang achter de stam.

Les verbes en -re

	Uitgang
Je	+s
Tu	+s
Il/elle/on	-
Nous	+ons
Vous	+ez
Ils/elles	+ent

Les verbes en -re

Bijvoorbeeld:

Répondre (=antwoorden)

Je ...

Il ...

Nous ...

De uitgangen van de werkwoorden op -re in de présent:

1. s / s / - / ons / ez / ent
2. s / s / t / ons / ez /ent
3. s / es / s / ons / ez / ent
4. es / s / - / ons / ez / ent

Werkwoorden RE, présent:

1. Je vends des frites sur la plage.
2. Je vend des frites sur la plage.

werkwoorden op -re
Tu.............(vendre)

1. vends
2. vende
3. vend
4. vendes

werkwoorden op -RE
Paula.............(rendre)

1. rends
2. rende
3. rend
4. rendez

werkwoorden op -re
Ils .............(perdre)

1. perds
2. perdent
3. perd
4. perdez

3. Les verbes en -re

Passé composé

1. Wat is een passé composé?

2. Uit welke onderdelen bestaat de passé composé?

Les verbes en -re

Bij werkwoorden op -re maak de de passé composé zo:

1. Kies het juiste hulpwerkwoord (vorm van avoir/être)

2. Stam + u

Bijvoorbeeld:

J'ai vendu - Ik heb verkocht

Tu as attendu - Jij hebt gewacht

werkwoorden op -re
wij hebben geantwoord

1. vous avez répondu
2. nous avons répondus
3. nous avons répondre
4. nous avons répondu

Klaar?

--> Le bilan

--> Verbuga.eu

--> Woorden leren