H3 - jours, mois, saisons
1 / 21
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Jeudi
Vendredi
Mardi
Dimanche
Mercredi
Samedi
Lundi
Slide 4 - Question de remorquage
Slide 5 - Vidéo
janvier
mars
mai
février
avril
juin
maart
februari
april
mei
januari
juni
Slide 6 - Question de remorquage
septembre
juillet
août
novembre
décembre
octobre
juli
november
december
augustus
september
oktober
Slide 7 - Question de remorquage
Hoe zeg je augustus in het Frans
A
auot
B
ouat
C
aout
D
oaut
Slide 8 - Quiz
Wat is juli in het Frans ?
A
juliette
B
juillet
C
juin
D
jullet
Slide 9 - Quiz
Vertaal: januari
A
janvier
B
januar
C
janvière
D
january
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Quel saison?
A
hiver
B
printemps
C
été
D
automne
Slide 12 - Quiz
Quel saison?
A
hiver
B
printemps
C
été
D
automne
Slide 13 - Quiz
Quel saison?
A
hiver
B
printemps
C
été
D
automne
Slide 14 - Quiz
Quel saison?
A
hiver
B
printemps
C
été
D
automne
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Wanneer gebruik je "en" en wanneer gebruik je "au"?
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
NOVEMBRE
MARS
AOÛT
JANVIER
AVRIL
OCTOBRE
FÉVRIER
MAI
JUIN
SEPTEMBRE
DÉCEMBRE
JUILLET
Slide 19 - Question de remorquage
Hoe goed kende je de dagen, maanden en seizoenen?
😒🙁😐🙂😃
