Klas 2KT4 Lesweek 28 - Les 3

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Kapitel 5 / Essen

Achtung:

Handys in deiner Tasche (nicht in deine Hosentasche).

Du sitzt auf deinem eigenen Platz.

Auf deinem Tisch liegen:

dein Buch, dein Heft, dein Etui, 

Afspraken 2KT4

- Aardig tegen elkaar doen (dus niet pesten, etc.)

- Stil zijn als anderen praten

- Plezier hebben

Basisregels

- Je blijft zitten op je eigen plek.

- Je werkt in rust en in stilte.

- Je zorgt dat je je spullen voor elkaar hebt.

- Wil je iets zeggen? Vinger opsteken en wachten tot dat je aan de beurt bent.

deutscher Donnerstag

Heute -> deutscher Donnerstag.

Ich spreche (fast) nur Deutsch.

Was mache ich heute?

- Hausaufgaben kontrollieren

- Lesen

- Sprechen

- die Stunde beenden

Lernziele

Was lerne ich diese Stunde?

• Ich kann einen einfachen Text über eine Eisdiele (ijssalon) verstehen.

• Ich kann ein deutscher Film verstehen.

die Hausaufgaben

KT	TH
Machen: Seite 153 -> Aufgabe 24, 25 Lernen: Grammatik ein- / kein- Sprachmittel	Machen: Seite 154 -> Aufgabe 28, 29 Lernen: Grammatik ein- / kein- Bezittelijk voornaamwoord Sprachmittel

Lesen

Ӧffne dein Buch auf Seite 149 -> Aufgabe 16

Voordat je gaat lezen -> leesstrategie

Titel, plaatje, soort tekst, wat moet ik doen….

Waar gaat het eigenlijk over? 

Lesen

Voorlezen + meelezen

Onderstreep belangrijke en onbekende woorden in de tekst.

Ik vraag na iedere alinea.

Lesen

Lees de tekst nu nog een keer in stilte.

Maak de vragen en ondersteep in de tekst waar de antwoorden staan.

Je stelt geen vragen en lost het zelf op.

Ik vraag kris / kras door de klas naar de antwoorden.

Sprechen / Sätze bilden 

KT Buch -> Seite 159 Aufgabe 33

Arbeitet zu zweit

Sätze bilden	Benutze die Sprachmittel
1. ..... trinken 2. ...... ohne Salat 3. ........ gern Hamburger 4. .......... Nudeln mit Soße	5. ........ super! 6. ......... nicht so gut. 7. ......... Speisekarte bitte. 8. .............. Rechnung bitte.

Sprechen / Sätze formulieren

KT Buch -> Seite 159 -> Aufgabe 34

Arbeitet zu zweit

Sätze formulieren	Benutze die Sprachmittel
1. Wat wil je graag drinken? 2. Wat wil je graag eten? 3. Hoe smaakt het?	1. Ik neem een appelsap 2. ik neem een spathetti met saus. 3. de curryworst smaakt lekker.

die Hausaufgaben

KT + TH -> in SOM

Volgende les is Mittwoch 17.  April

Redewendung / uitdrukking

Da haben wir den Salat!

Nu is de chaos compleet!

Aber bitte mit Sahne

Je mag kiezen uit een tekst waarbij de woorden al boven de tekst 

staan of een tekst waarbij de woorden zelf kunt invullen.