TC A2 thema 3 herh

TaalCompleet A2 - Thema 3
Wat weet je nog?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

TaalCompleet A2 - Thema 3
Wat weet je nog?

Slide 1 - Diapositive

3.2 want, omdat, als
Omdat/want:
Na omdat en als komt een bijzin. Wie of wat komt op de eerste plaats.

Ik ga vandaag niet sporten, omdat ik moe ben.
Ik ga vandaag niet sporten, want ik ben moe.

Als: 
Met als vertel je wanneer iets gebeurt. 
Ik ga uit bed, als mijn wekker gaat.
Mijn vader wordt boos, als ik te laat kom.

Slide 2 - Diapositive

Ik koop een boek, ......... ik van lezen houd.
A
want
B
omdat
C
als

Slide 3 - Quiz

Mijn dochter is moe, .......... ze is ziek.
A
want
B
omdat
C
als

Slide 4 - Quiz

Ahmed is trots op zijn rapport, ............ hij goede cijfers heeft gehaald.
A
want
B
omdat
C
als

Slide 5 - Quiz

Ik ga slapen, .......... ik moe ben.
A
want
B
omdat
C
als

Slide 6 - Quiz

Mijn moeder belt mij, ............. ze mij wil spreken.
A
want
B
omdat
C
als

Slide 7 - Quiz

We halen de trein, ........... we snel fietsen.
A
want
B
omdat
C
als

Slide 8 - Quiz

Maak een zin met het woord 'binnenkort'

Slide 9 - Question ouverte

Maak een zin met het woord 'niemand'

Slide 10 - Question ouverte

Maak een zin met het woord 'proberen'

Slide 11 - Question ouverte

Maak de zin af:
Ik leer Nederlands omdat....

Slide 12 - Question ouverte

Wat vond je van de lessen van deze week?

Slide 13 - Question ouverte

Wat zou je meer willen oefenen op school in de lessen?

Slide 14 - Question ouverte

Hoe oefen je Nederlands buiten school? Heb je tips?

Slide 15 - Question ouverte

Wat ga je doen in de herfstvakantie?

Slide 16 - Question ouverte

3.4 ...om te...
Na om .... te schrijf je het hele werkwoord. Het hele werkwoord staat op de laatste plaats.
Asriël gaat naar school om te leren.
Ik ga naar de bakker om brood te kopen.

Stelt iemand een vraag met waarvoor? Dan kun je antwoord geven met om ... te.
Waarvoor ga je naar school?   Om Nederlands te leren.
Waarvoor gebruik je je pen? Om te schrijven.

Slide 17 - Diapositive

Om  in de soep te roeren.
Om brood te kopen.
om het antwoord op te schrijven.
om te gaan wandelen.
Waarvoor gebruik je die lepel?
Waarom moet je naar de winkel?
Jaimy pakt zijn pen
We gaan naar het park

Slide 18 - Question de remorquage

Maak de zin af (gebruik om ... te):
Ik ga naar bed, ............

Slide 19 - Question ouverte

Maak de zin af (gebruik om ... te):
Waarvoor ga je naar de winkel?

Slide 20 - Question ouverte