werkwoorden en zinnen klas 3

Bonjour, 
Jij gaat een oefentoets maken over de werkwoorden en zinnen.
Als je het antwoord niet weet mag het opzoeken in het boekje met werkwoorden en zinnen.
Lees de gekleurde dia's  ook goed 

Als je dit serieus oefent wordt de overhoring een stuk makkelijker.  Deze oefentoets duurt 30 minuten maximaal 
Bonne chance . Klik om verder te gaan 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bonjour, 
Jij gaat een oefentoets maken over de werkwoorden en zinnen.
Als je het antwoord niet weet mag het opzoeken in het boekje met werkwoorden en zinnen.
Lees de gekleurde dia's  ook goed 

Als je dit serieus oefent wordt de overhoring een stuk makkelijker.  Deze oefentoets duurt 30 minuten maximaal 
Bonne chance . Klik om verder te gaan 

Slide 1 - Diapositive

je boekje ligt naast je. Let op  :  je kunt niet terug naar de gemaakte vragen. 

Slide 2 - Diapositive

welke is onjuist?
A
aller
B
faire
C
attendrer
D
avoir

Slide 3 - Quiz

attendre is een werkwoord dat eindigt op -re . Hoe vervoeg dit werkwoord?
Schrijf alle vormen onder elkaar op .
begin met : j'attends

Slide 4 - Question ouverte

passé composé
welke is onjuist?
A
tu as fait
B
nous sommes allés
C
j'ai attendé
D
vous avez eu

Slide 5 - Quiz

De passé composé van de werkwoorden op - re  maak je door  de letter  u  achter de stam te zetten 

 Elle a attendu =  zij heeft gewacht
Nous avons  attendu =  wij hebben gewacht

entendre =  horen    entendu = gehoord 
rendre      =  teruggeven   rendu = teruggegeven

Let op  prendre = nemen   MAAR  onregelmatig , dus die moet je stampen  

Slide 6 - Diapositive

welke is onjuist?
A
prendre = nemen
B
attendre = wachten
C
rendre= teruggaan
D
entendre = horen

Slide 7 - Quiz

Hoe maak je het voltooide deelwoord van een werkwoord op - re?

Slide 8 - Question ouverte

choisir , kiezen , welke is juist?
A
elles choissent
B
elles ont choisé
C
elles choisissaient
D
elles choit

Slide 9 - Quiz

De werkwoorden op -ir   zijn regelmatig,  je kunt dus altijd de regels toepassen 
 de verleden tijd   maak je door de nous vorm( ons) van de présent te halen en de uitgangen er achter te zetten :
nous choisissons   Ons er af en dan de uitgangen : 
ais, ais, ait, ions, iez, aient  
je choisissais 
tu choisissais 
vous choisissiez   enz.

Slide 10 - Diapositive

jullie kozen
A
nous choisissions
B
vous choisissez
C
vous avez choisi
D
vous choisissiez

Slide 11 - Quiz

remplir = invullen.
Welke is onjuist?
A
je remplis
B
elle a rempli
C
nous remplissons
D
nous remplions

Slide 12 - Quiz

Schrijf nu het rijtje op van remplir in de imparfait . Begin met je remplissais
Typ de antwoorden onder elkaar

Slide 13 - Question ouverte

Nu volgen allerlei vormen van de onregelmatige werkwoorden .  Deze werkwoorden moet je uit het hoofd kennen.  
 Doe je best !  Fais un effort! 

Slide 14 - Diapositive

nous étions
A
wij zijn
B
jullie waren
C
ik ben
D
wij waren

Slide 15 - Quiz

Tu ne veux pas
A
ik wil niet
B
jij wilt niet

Slide 16 - Quiz

wij hebben genomen
A
on a pris
B
nous prenons
C
vous prenez
D
je prenais

Slide 17 - Quiz

willen = vouloir
schrijf het rijtje op in de présent
begin met je veux en noteer onder elkaar

Slide 18 - Question ouverte

devoir
A
moeten
B
kunnen
C
nemen
D
willen

Slide 19 - Quiz

jullie moeten
A
vous deviez
B
je dois
C
vous devez
D
tu as dû

Slide 20 - Quiz

hoeveel onregelmatige werkwoorden moet je kennen?
A
10
B
4
C
8
D
12

Slide 21 - Quiz

hoeveel soorten regelmatige werkwoorden moet je kennen
A
1
B
2
C
4
D
3

Slide 22 - Quiz

Nu nog even oefen met de zinnen. 
Je moet een Frans antwoord kunnen geven op de gestelde vragen.  In hele zinnen .  Dus alleen ja ,nee, of een een cijfer is onvoldoende . 

Bonne chance 

Slide 23 - Diapositive

bonjour, ça va?
A
ça va bien
B
Salut, ça va bien , merci
C
salut
D
ça ne vas pas bien

Slide 24 - Quiz

tu habites où?
A
j'habite à Assen
B
j'habite a Assen
C
je habite à Assen
D
j'habite a Vries

Slide 25 - Quiz

je +  klinker of stomme h  wordt j'

je habite  = j'habite 

à  +   plaats 

a  zonder accent betekent  heeft  
il a  = hij heeft 
elle a  = zij heeft 

Slide 26 - Diapositive

tu as quel âge?

Slide 27 - Question ouverte

Qui est ton meilleur ami?
of
Qui est ta meilleure amie?

Slide 28 - Question ouverte

Tu fais du sport?

Slide 29 - Question ouverte

on habite dans la même rue
A
wij wonen in dezelfde straat
B
wij wonen in dezelfde stad
C
wij wonen in hetzelfde huis
D
wij gaan naar dezelfde school

Slide 30 - Quiz

Je hebt nu van alles geoefend. 
 
Ik kijk deze oefentoets na  en bij 0 fouten krijg je
 0.2 punten bij je schriftelijke overhoring .

Blijf oefenen met  verbuga.eu 
  schrijf de Franse  antwoordzinnen over 
Ga de werkwoorden eindeloos stampen 
Nog  vragen?  Kom naar de docent 

Slide 31 - Diapositive