Week 48 les 3: H1 zd wederkende ww

Vandaag

- Lezen (15 min)
- Starten nieuwe theorie grammatica (5 min uitleg)
- Theorie klassikaal oefenen (5 min)
- Werken uit het boek / zelfstandig nakijken (20 min)

Opdrachten 1 en 2 (niet af? > huiswerk)
timer
12:00
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vandaag

- Lezen (15 min)
- Starten nieuwe theorie grammatica (5 min uitleg)
- Theorie klassikaal oefenen (5 min)
- Werken uit het boek / zelfstandig nakijken (20 min)

Opdrachten 1 en 2 (niet af? > huiswerk)
timer
12:00

Slide 1 - Diapositive




  • Je kunt uitleggen wat een wederkerend werkwoord is.

  • Je kunt de verschillende soorten herkennen en uitleggen.

Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.
Wat valt op aan deze zinnen?

Slide 3 - Diapositive

Wederkerend werkwoord
* Wederkerend werkwoord heeft een wederkerend voornaamwoord bij zich (me, je, zich, ons). 
* Het wederkerend voornaamwoord is het onderwerp dat terugkeert/wederkeert in de zin.
* Er zijn twee soorten wederkerende werkwoorden:
- Verplicht wederkerend werkwoord
- Toevallig wederkerend werkwoord 

Slide 4 - Diapositive


Verplicht wederkerende werkwoorden
zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen

Slide 5 - Diapositive

Toevallig wederkerende werkwoorden
* Bij een toevallig wederkerend werkwoord hoort niet altijd een wederkerend voornaamwoord. Je kunt het werkwoord bij jezelf doen maar ook bij iets/iemand anders! 
* Het wed.vnw hoort NIET bij ww gezegde DUS het wed.vnw = lvw


Bijv.: Heb jij je gisteren geschoren?
WG = heb geschoren
je = lv


Wast = wg en zich = lv 

Slide 6 - Diapositive


Toevallig
wederkerende werkwoorden


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 7 - Diapositive

Hoe je beide kunt herkennen?

Toevallig wederkerend ww > vervangen of ‘zelf’ achter plakken
Verplicht wederkerend ww > kan dat niet

Bijv.: Tijdens het koken bemoeit meneer Ittman zich vaak ermee.
Bijv.: Heb jij je gisteren geschoren?


Slide 8 - Diapositive

Even oefenen 
Handjes in de lucht!

Slide 9 - Diapositive

In welke zin staan een toevallig wederkerend werkwoord?
A
Ik kleed me aan
B
Ik bedenk me

Slide 10 - Quiz

In welke zin staat een verplicht wederkerend werkwoord?
A
Hij slooft zich uit
B
Hij scheert zich

Slide 11 - Quiz

Verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?
Zich gedragen
A
Verplicht
B
Toevallig

Slide 12 - Quiz

Welk werkwoord is een verplicht wederkerend werkwoord?
A
vertragen
B
verspreken
C
vertrouwen
D
vervangen

Slide 13 - Quiz

Verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?
Zich vermaken
A
Verplicht
B
Toevallig

Slide 14 - Quiz

Welke van deze werkwoorden is geen verplicht wederkerend werkwoord?
A
verslapen
B
uitsloven
C
gedragen
D
wassen

Slide 15 - Quiz

In welke zin staat een wederkerend werkwoord?
A
Je verveelt je snel in een saaie les.
B
Je bent snel afgeleid in een saaie les.
C
Je werkt minder hard in een saaie les.
D
Je hoopt dat de tijd snel gaat in een saaie les.

Slide 16 - Quiz

Wat is geen wederkerend werkwoord?
A
realiseren
B
beseffen
C
wassen
D
ergeren

Slide 17 - Quiz

Ik schaamde me voor de opmerkingen die mijn ouders maakten.

Wat voor wederkerend werkwoord is schamen?

A
toevallig wederkerend werkwoord
B
verplicht wederkerend werkwoord

Slide 18 - Quiz

Even kijken of jullie het zelf kunnen

Slide 19 - Diapositive

Aan de slag!
Nu maken:
Opdrachten 1 t/m 4 
bladzijde 28 en 29


Klaar?
opdrachten 1 t/m 4 op bladzijde 31

Niet klaar?
Huiswerk volgende les
In tweetallen

Slide 20 - Diapositive

Hoe kunnen we onderscheid maken tussen verplicht en toevallig wed.ww?

Slide 21 - Diapositive