Periode 2 Nederlands Voeding Deel 1 Fictie

Periode 2 Nederlands Voeding Deel 1 Fictie
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Periode 2 Nederlands Voeding Deel 1 Fictie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BVB periode 2
Fictie

Leesvaardigheid
Zakelijke e-mail

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen:
1. Ik kan een zakelijke e-mail schrijven.
2. Ik kan het verschil tussen fictie en non-fictie, realistisch en niet-realistisch benoemen en aantonen.
3. Ik kan het verschil tussen hoofdpersonen en bijpersonen benoemen en aantonen.
4. Ik kan de volgende begrippen omschrijven en aantonen: spanning, spanningsvraag, cliffhanger, flashback,
         chronologie, wisselingen van tijd en plaats.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

FICTIE & NON-FICTIE

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

fictie & non-fictie

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions




  • Verzonnen
  • Vooral voor je plezier

          /                       \               






  • Niet verzonnen
  • Vooral om iets te weten te komen 
Fictie                Non-fictie
Realistisch
Niet-realistisch
Zou echt kunnen gebeuren
Zou niet echt kunnen gebeuren

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

FICTIE
verzonnen 

/                               \


realistisch            niet-realistisch
NON-FICTIE
niet verzonnen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Fictie of non-fictie?
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Fictie of non-fictie?
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen we een verzonnen verhaal? En hoe noemen we een krantenartikel?
A
fictie | non-fictie
B
fictie | fictie
C
een boek | het nieuws
D
non-fictie | fictie

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Realistisch / niet-realistisch
Fictie kan realistisch of niet-realistisch zijn





Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie =
verzonnen
(realistisch/niet-realistisch)

Voorbeelden:
  • leesboeken en strips
  • films
  • toneelstukken
  • gedichten
Non-fictie =
niet verzonnen

Voorbeelden:
  • schoolboeken
  • nieuwsberichten
  • kookboeken
  • handleidingen

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat betekent
Realistische fictie?
A
Echt gebeurd
B
Verzonnen maar lijkt net echt
C
Verzonnen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Realistische fictie of niet realistische fictie?
A
Realistische fictie
B
Niet realistische fictie

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Harry Potter: fictie/non-fictie
realistisch/onrealistisch?
A
fictie, realistisch
B
fictie, onrealistisch
C
non-fictie

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdpersonage heeft altijd een doel voor ogen (waarbij bijfiguren helpers/tegenstanders kunnen zijn)

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Personages
Een personage is een persoon die een rol speelt in een verhaal.

De belangrijkste personage van het verhaal is het hoofdpersonage

De andere personages zijn bijfiguren

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Personage
Personages verdeel je in hoofd- en bijfiguren.
Hoofdpersoon:
- wat hij of zij denkt/voelt
- wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijv. verlegen, egoïstisch)
- hoe hij/zij eruit ziet
- waar, hoe en met wie hij of zij woont enz.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen we de belangrijke en minder belangrijke personages bij fictie?
A
Pluspersonage en minpersonage
B
Helden en schurken
C
Karakterpersonen en karakterloze personen
D
Hoofdpersonen en bijpersonen

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mickey Mouse is een:
A
Bijfiguur
B
Non-fictie
C
Hoofdpersonage

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Chronologie

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar zou 'tijd' bij fictie
over kunnen gaan?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Cliffhanger

Slide 27 - Diapositive

Bespreek met de leerlingen de antwoorden uit het woordweb en bedenk samen voorbeelden van cliffhangers uit bekende films, series of boeken. Vraag of ze de voorbeelden op de plaatjes herkennen. 

cliffhanger
Een verhaal onderbreken op een spannend moment heet een cliffhanger 

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger.
Een cliffhanger is het afbreken van een verhaal op een heel spannend moment.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een cliffhanger?
A
het hoofdstuk eindigt op een spannend moment
B
een spannend moment
C
iemand die aan een cliff hangt
D
fitie

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

 Spanning en verwijzingen
  • vooruit: flash forward
  • terug: flash back

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

TIJD
  • Chronologisch is met de gebeurtenissen mee.
  • Het boek kan ook in het midden of aan het eind van het verhaal beginnen; de schrijver vertelt de voorgeschiedenis dan in flash-backs. Dat is dus niet chronologisch

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Roodkapje

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie is de hoofdpersonage?

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 2 bijfiguren.

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Verloopt het sprookje chronologisch?
Leg uit.

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zit er een cliffhanger in?
Zo ja welk fragment?

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een spannend fragment en waarom is het spannend?

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions