§2.1 Stoffen in huis

Hoofdstuk 2 Stoffen
§ 2.1 Stoffen in huis
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2 Stoffen
§ 2.1 Stoffen in huis

Slide 1 - Diapositive

Hoe kun je kristalsuiker en keukenzout van elkaar onderscheiden?
A
ze hebben een verschillende kleur
B
ze hebben een verschillende smaak
C
ze hebben een verschillende kleur

Slide 2 - Quiz

Zet de woorden op de juiste plek
Dynamiet is een stof die kan
Papier is een stof die kan
Zoutzuur is een stof die  kan
branden
bijten
ontploffen

Slide 3 - Question de remorquage

Reken om:
200 g = ....... kg

Slide 4 - Question ouverte

Reken om:
1 L = ........ cL

Slide 5 - Question ouverte

Wat weet je al?
Ga naar de methodesite.
Ga naar Hoofdstuk 2 "Stoffen".
Lees dan de tekst van § 2.1 uit je boek.
          
             rood = geluid 0 (iedereen is stil)
             oranje = geluid 0-1 (docent beantwoord vragen)
             groen =geluid 1 (Je mag zachtjes overleggen met buren)
timer
15:00
timer
5:00

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen:
  • Je kunt vier stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
  • Je kunt per stofeigenschap enkele voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
  • Je herkent gevarensymbolen.

  • PLUSSTOF: Je kunt het verschil aangeven tussen H- en P-zinnen. 

Slide 7 - Diapositive

Stoffen in huis

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Diapositive

lees bladzijde 36, 37 en 38
timer
7:00

Slide 10 - Diapositive

Sleep de juist naam bij het plaatje. Weet je zeker dat dit goed is??
Hoe kun je zeker weten met welke stof je te maken hebt?
ZOUT
SUiKER
MEEL

Slide 11 - Question de remorquage

Hoe weet je zeker
dat je suiker hebt?

Slide 12 - Carte mentale

Suiker kun je herkennen 
aan een aantal eigenschappen.
  • kleur
  • smaak
  • oplosbaarheid
  • brandbaarheid


De eigenschappen waar je een stof aan kunt herkennen
noemen we STOFEIGENSCHAPPEN.

Slide 13 - Diapositive

Stofeigenschap
  • Een stofeigenschap is een eigenschap
      waar je een stof aan kunt herkennen.
  • De combinatie van stofeigenschappen
      geeft de "vingerafdruk" van een stof.
  • Een stofeigenschap moet altijd geldig zijn.

VOORBEELD SUIKER: 
zoete smaak, oplosbaar in water, brandbaar, vaste stof bij kamertemperatuur

Slide 14 - Diapositive

Met welke stofeigenschap kun je deze drankjes uit elkaar houden?

Slide 15 - Question ouverte

Een stofeigenschap van zout is:
A
de korrelgrootte
B
de smaak
C
hoe zwaar het is
D
de temperatuur

Slide 16 - Quiz

Water kookt bij 100°C.
Dat is .............. stofeigenschap van water.
A
wel
B
geen

Slide 17 - Quiz

Water is vaak vloeibaar.
Dat is ............ stofeigenschap van water.
A
wel
B
geen

Slide 18 - Quiz

opdracht 1 t/m 7 (blz 38/39)
timer
7:00

Slide 19 - Diapositive

Stoffen ordenen
Meestal gebruik je toepassingen of eigenschappen van stoffen om deze te ordenen. 
Voorbeeld: eten en verf staan niet in dezelfde kast!

Slide 20 - Diapositive

Stoffen en veiligheid.
Soms kan een stof gevaarlijk zijn.

  • als je de stof inademt;
  • als je de stof inslikt;
  • als je de stof op je huid, in je ogen of op je kleren krijgt;
  • als je er met vuur bij komt;
  • als je de stof met een andere stof mengt
pictogrammen

Slide 21 - Diapositive

Stoffen en veiligheid
Let op de gevarensymbolen (pictogrammen).
De symbolen uit figuur 3, met hun betekenis en uitleg moet je kennen.

Slide 22 - Diapositive

PLUS
H-zinnen --> Hazard (risico)
P-zinnen --> Precaution (voorzorg)

Hiernaast een voorbeeld van de stof ammonia,
dat is een schoonmaakmiddel dat 
ontvettend werkt.

Slide 23 - Diapositive

Heb je de leerdoelen gehaald?
  • Je kunt vier stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
  • Je kunt per stofeigenschap enkele voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
  • Je herkent gevarensymbolen.
  • PLUSSTOF: Je kunt het verschil aangeven tussen H- en P-zinnen. 

Slide 24 - Diapositive

Begrippen
STOFEIGENSCHAP
Kenmerk waaraan je een stof kunt herkennen. Je kunt stofeigenschappen gebruiken om stoffen van elkaar te onderscheiden.

BRANDBAARHEID
Stofeigenschap die aangeeft hoe goed een stof kan branden.


Slide 25 - Diapositive

Begrippen
GEVARENSYMBOOL
Een afbeelding (pictogram) die aangeeft voor welk gevaar je moet oppassen.




Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

PROEF 1 blz. 64

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien