Blok 3 toetsvoorbereiding deel 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Blok 3 toetsvoorbereiding deel 2

Over taal & Lezen

Over taal

- Weten wat voor- en achtervoegsels zijn;

- Weten wat verwijswoorden zijn;

Voor- en achtervoegsels

Staan voor of achter een znw.

Verwijswoorden

Verwijzen naar iets wat al eerder genoemd is in een tekst.
(een woord, groep woorden, zin)

Het zijn woorden als: hij, deze, die, dat etc.

Lezen

- uitleggende en informerende teksten kunnen herkennen;

- kenmerken van een instructie kunnen noemen;

- weten wat een kernzin is;

- hoofdzaak en bijzaken kunnen onderscheiden;

Instructies

Instructies hebben de volgende kenmerken:

- uitleg in stappen (met cijfers of tekens ervoor);

- in de stappen staat een volgorde (eerst, daarna, ten slotte);

- de stappen beginnen met een werkwoord (doe dit);

- soms staan er afbeeldingen bij;

Opbouw van alinea's

Hoofdzaak en bijzaken

In een alinea staat de hoofdzaak in de kernzin, dit is de eerste of laatste zin van een alinea.

Bijzaken geven uitleg of voorbeelden bij de hoofdzaak.

Het verhaal is heel fantasierijk.
Wat betekent fantasierijk?

Maak een woord met het voorvoegsel 'wan'.

Waarnaar verwijst hij in de tekst?
De jongen gaat naar huis. Hij doet er drie uur over.

Noem een kenmerk van een instructie.

Aan de slag!

Maken 3.10 C&D